“Moord” in Lelystad #2: Geen steekwonden

Uit Den Haag komt die morgen van 20 oktober 2008 de arts-patholoog R. Visser van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aangereden. Om 13.25 stelt hij letsel vast in de halsstreek door ‘een scherprandig voorwerp’. Om 17.55 worden de bebloede vingernagels van het slachtoffer afgeknipt en veiliggesteld. Het lichaam van het slachtoffer gaat de volgende dag door een scan-apparaat. De conclusie: er zijn geen messteken zichtbaar. Met welk voorwerp de steekletsels zijn toegebracht is vooralsnog duister. En van een misdrijf is twee dagen na de vondst van het lichaam geen sprake.

Door Wim van de Pol

Bij een moordonderzoek is het vorderen door de officier van justitie van een gerechtelijk vooronderzoek (gvo) vrijwel standaard. Bij een gvo kijkt een rechter-commissaris (rc) mee bij het onderzoek en de inzet van opsporingsmiddelen die toestemming van de rc behoeven is dan makkelijker. In dit geval vordert de officier van justitie geen gvo.

Officier Beatrijs van de Ven is ook een professional en heeft kennelijk geen behoefte aan een rechter die over haar schouder meekijkt. Van de Ven heeft twee dagen na de vondst van het lichaam bepaald dat het om een misdrijf gaat en Anita van Zwietering als verdachte aangemerkt. De politie schrijft dat Van de Ven haar verdachte maakt ‘naar aanleiding van de eerste forensische bevindingen’.

Alweer gaat er iets mis.

Want uit die voorlopige forensische bevindingen is nu juist níet op te maken dat het om een misdrijf gaat. Althans, er is weliswaar sprake van ‘uitwendig mechanisch en perforerend geweld’ maar forensisch gezien betekent dat nog niet dat er een misdrijf is gepleegd. Verder bleek uit de sectie al dat er geen messteken te zien zijn. En er is ook geen scherpsnijdend voorwerp aangetroffen. NFI-patholoog Visser weet de doodsoorzaak wel – bloedverlies en inademen van bloed – maar niet of er een misdrijf is gepleegd. Hij stelt onder meer toxicologisch onderzoek in het vooruitzicht. Als er geen misdrijf blijkt uit het forensisch onderzoek, dan kan er ook geen verdachte zijn.

Zou je zeggen, de realiteit op het parket in Flevoland is evenwel anders.

Wanneer er geen gvo loopt is voor de inzet van een bijzonder opsporingsmiddel een apart gemotiveerde aanvraag bij de rc nodig. Een brigadier van de districtsrecherche in Lelystad gaat die motivering optikken. Het is dan 29 oktober. Er moeten zender en microfoon in de VW Passat van verdachte Anita worden geplaatst. De rechtsorde is door de doodslag cq. moord ernstig geschokt, schrijft de brigadier.

Hij schrijft: ‘Het tegen het slachtoffer gebruikte geweld duidde er op dat er iemand erg boos was geweest. Het slachtoffer had meerdere steek- en snijwonden in de borst en zijn keel was deels doorgesneden.’

Hier gaat niet alleen iets mis, je kan je afvragen of dit niet valsheid in geschrifte is. Want deze bewering is volstrekt in strijd met de NFI-bevindingen. Boosheid? Nee, er waren geen steekschaduwen op de scan. In de borst waren geen verwondingen en de keel was helemáál niet doorgesneden. Waarom verbaliseert een brigadier zo flagrant in strijd met de waarheid?

Als het erom ging de rc zover te krijgen een microfoon in de auto van de verdachte Anita te laten plaatsen, dan is dat gelukt. Maar het zal geen enkel bewijs opleveren.

Lees:

Dood in Lelystad #3