Minister: Vordering IP-nummers Crimesite ingetrokken

De minister van Justitie schrijft dat Crimesite geen IP-adressen hoeft af te staan van gebruikers die op de site reageerden op een bericht op Crimesite. In antwoord op kamervragen schrijft de minister dat ‘de vordering is ingetrokken’. Het journalistieke belang van bronbescherming woog hier zwaarder dan het opsporingsbelang.

In november en december vorig jaar had een politie-ambtenaar Crimesite-hoofdredacteur Wim van de Pol tot twee keer toe medegedeeld dat hij kon worden gearresteerd als hij de IP-nummers van twee reageerders op Crimesite (op een bericht over een vermeende mishandeling door K1-vechter Badr Hari) niet zou afstaan. Officier van justitie Nanette van Ditshuyzen was ook van mening dat Crimesite deze gegevens af diende te geven.

De advocaat van Crimesite schreef aan de officier dat Crimesite dit niet zou doen en Crimesite bracht de zaak in de openbaarheid, waarop de hoofdofficier in Amsterdam liet weten ‘de zaak te bevriezen’ in afwachting van nader onderzoek.

Naar aanleiding van een artikel in Webwereld stelde de VVD vragen aan minister Opstelten van Justitie over de kwestie.

Opstelten schrijft nu dat de juistheid van een vordering voor IP-nummers (inzake artikelen 126nc en 126nd Wetboek van Strafvordering) moet worden afgewogen door de officier van justitie. Daarbij moeten de belangen van de opsporing en het belang van bronbescherming van de journalist worden afgewogen. 

Het recht op bronbescherming in het kader van vrije nieuwsgaring en een open publiek debat weegt zowel bij het Europese Hof als de Hoge Raad zwaar.

Harm Brouwer, de hoogste man van het Openbaar Minsterie heeft over Crimesite aan de minister geschreven: ‘… dat ten tijde van de vordering onvoldoende duidelijk was welke (journalistieke) belangen mee dienden te worden gewogen. Vragen als: is sprake van bronbescherming, belemmert het vorderen van deze gegevens het publieke debat of de vrije nieuwsgaring, is sprake van een journalistieke website, waren ten onrechte niet meegenomen in de belangenafweging die aan de vordering vooraf ging.’

Kortom: politie noch officier van justitie hadden gecheckt of Crimesite een journalistiek medium was.

Of ze hebben iets geprobeerd; niet geschoten is immers altijd mis. En dat mag dus niet.

De minister: ‘Een vordering mag pas daadwerkelijk worden gedaan als alle belangen tegen elkaar zijn afgewogen en de uitkomst is dat het opsporingsbelang zwaarder dient te wegen.’ 

Dit voorjaar komt het Openbaar Minsterie met een richtlijn voor de officieren van justitie over het vorderen van gegevens bij journalisten.

Crimesite is blij met de reactie van de minister. Hoofdredacteur Wim van de Pol: ‘Sinds de aanslagen van 9/11 is ten behoeve van de opsporing een reeks wijzigingen in de wetgeving doorgevoerd die de vrijheid en de privacy van de burger hebben ingeperkt en het Openbaar Ministerie meer armslag heeft gegeven. Dat een politieambtenaar en een officier van justitie denken zo maar even wat IP-nummers te kunnen vorderen van een journalistiek medium is illustratief voor de wind die er waait. Ik ben blij met de erkenning van de minister dat de bronbescherming van journalistiek zeer zwaar moet wegen ten opzichte van het opsporingsbelang.’

Hieronder de vragen en de antwoorden van minister Ivo Opstelten.

Vragen van de leden Hennis-Plasschaert en Van der Steur (beiden VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het opvragen van IP-adressen door politie en justitie. (ingezonden 10 januari 2011)  

1
Kent u het bericht ‘Politie bluft om IP-adressen bezoekers te krijgen’? 1)

Antwoord
Ja

2
Kunt u precies aangeven welke procedure(s) gevolgd moet(en) worden als het gaat om het opvragen van IP-adressen door politie en justitie?

Antwoord
De bevoegdheden voor het opvragen door politie en justitie van door nieuws- en krantenwebsites vastgelegde IP-adressen zijn te vinden in de regeling van de artikelen 126nc en 126nd Wetboek van Strafvordering (het vorderen van gegevens). Deze regeling voorziet in nauwkeurig omschreven bevoegdheden voor het vorderen van gegevens uit gegevensbestanden. De verschillende bepalingen binnen de regeling zijn zo opgebouwd dat bij de bevoegdheidstoekenning altijd rekening wordt gehouden met een drietal belangen: het belang van de opsporing, het belang van de derde bij wie de gegevens gevorderd worden en het belang van degene op wie de gegevens betrekking hebben. Hoe zwaarder de belangen zijn van bijvoorbeeld een derde onder wie de gegevens worden gevorderd, hoe meer waarborgen zijn ingebouwd in de regeling.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een juiste belangenafweging ligt bij de vorderende instantie en niet bij de derde. Dit houdt tevens in dat het personen of instanties, met uitzondering van verschoningsgerechtigden, niet vrij staat een eigen afweging te maken en te beslissen om de gevorderde gegevens te weigeren aan politie en justitie. Aan journalisten is op grond van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad een bijzondere vorm van verschoningsrecht toegekend, namelijk het recht op bronbescherming in het kader van vrije nieuwsgaring en een open publiek debat. De zware toetsen en belangenafwegingen die in deze jurisprudentie geformuleerd zijn, moeten door politie en justitie worden meegenomen alvorens zij besluiten gebruik te maken van de hun toegekende vorderingsbevoegdheden uit de bovengenoemde regeling. De toets of de opsporingsambtenaren op juiste gronden gebruik hebben gemaakt van de hen toegekende bevoegdheden kan altijd worden voorgelegd aan de rechter via de speciale beklagprocedure van art. 552a van het Wetboek van Strafvordering.

3
Kunt u ingaan op de reactie van de woordvoerder van het Landelijk Parket, waarin wordt gesteld dat er sprake is van een heroverweging als er na een informatieverzoek wordt afgezien van een vordering tot afgifte van een IP-adres?

Antwoord
Een verzoek tot vrijwillige verstrekking behoort niet tot de mogelijkheden: opsporingsambtenaren moeten van de vorderingsbevoegdheid (ex artikel 126nc en artikel 126nd Sv) gebruik maken. Een vordering mag pas daadwerkelijk worden gedaan als alle belangen tegen elkaar zijn afgewogen en de uitkomst is dat het opsporingsbelang zwaarder dient te wegen.
De uitspraak van de woordvoerder van het Landelijk Parket was algemeen van aard, en zag niet specifiek op de specifieke vordering bij Crimesite. Over deze specifieke casus heeft de voorzitter van het College van procureurs-generaal mij bericht dat ten tijde van de vordering onvoldoende duidelijk was welke (journalistieke) belangen mee dienden te worden gewogen. Vragen als: is sprake van bronbescherming, belemmert het vorderen van deze gegevens het publieke debat of de vrije nieuwsgaring, is sprake van een journalistieke website, waren ten onrechte niet meegenomen in de belangenafweging die aan de vordering vooraf ging. Om deze reden is de vordering ook ingetrokken.

4?Deelt u de mening dat redacties niet op oneigenlijke wijze onder druk moeten worden gezet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?

Antwoord
Ik erken de bijzondere rol van journalisten in de maatschappij bij het vergaren en verspreiden van informatie en bij het aanjagen van het publieke debat. De Europese jurisprudentie over het journalistieke privilege in het algemeen en het recht op bronbescherming in het bijzonder vindt zoals gezegd doorwerking binnen het Nederlandse strafprocesrecht. Om meer duidelijkheid te creëren over onder andere de vraag in welke situaties sprake is van bronbescherming en wanneer het inzetten van een dwangmiddel de vrije nieuwsgaring of het publieke debat belemmert, zal het College van procureurs-generaal dit voorjaar met een aangepaste Aanwijzing toepassing dwangmiddelen tegen journalisten komen.

1) Webwereld, ‘Politie bluft om IP-adressen bezoekers te krijgen’, 7 januari

{jcomments on}