Flinke blunders bij Kasteelmoord

In de maanden voorafgaand aan de moord op kasteelhouder Stijn Saelens hebben Nederlandse moordenaar Ronny van B. en tussenpersoon Pierre Serry met elkaar gebeld via een mobiele telefoon. Dat leidt de politie af uit de telefoonrekeningen. De gsm van de inmiddels overleden Van B. straalde tijdens de moord de mast in de tuin van het kasteel in Wingene, België, aan.

Dat meldt de Belgische krant Het Nieuwsblad.

Vorige maand werd bekend dat een van de daders uit Nederland komt. Hij was ernstig ziek en is inmiddels overleden. De politie vermoedt dat er nog een andere dader is en overweegt een dna-onderzoek in Nederland te starten om hem te vinden.

Tinus van W.

De blunders met de telefoongesprekken zijn belangrijke aanknopingspunten tegen de andere verdachten, met name S., in wiens tuin het lijk van Saelens werd gevonden. Maar ook de Eindhovense crimineel Tinus van W. kan in grote problemen komen.

Hij belde regelmatig met S., maar dat ging volgens de Nederlander over ‘andere zaakjes’. Daar was tot voor kort weinig tegenin te brengen, tot bleek dat ook de moordenaar uit Eindhoven kwam. Uit informatie van de Nederlandse politie blijkt dat Van B. nauwe banden had met de organisatie van de Eindhovenaar, hij zou zelfs een van de huurmoordenaars van de clan zijn.

Het eerste gesprek tussen Van B. en tussenpersoon S. vond plaats op 4 november 2011. Dat was een maand nadat André G., de schoonvader van Saelens, vroeg om de kasteelheer ‘een lesje te leren’

In de maanden daarna werd er ook regelmatig gebeld. Op 31 januari, de dag waarop de moord werd gepleegd, stopten de telefoongesprekken abrupt.

Dna-sporen

De Belgische recherche vroeg de gegevens van de mast in bij het kasteel al snel na de moord op, maar kon nog geen naam aan het telefoonnummer koppelen. De telefoon bleek van Ronny van B. te zijn. Uit de facturen bleek dat hij regelmatig met Serry belde.

De uitvoering van de moord was erg onzorgvuldig. Naast de blunders met de telefoons liet de moordenaar ook een dna-spoor achter in een kartonnen doos, waarin het moordwapen in het kasteel gesmokkeld was. De doos lag nog in het kasteel en zat vol kruitsporen en beide daders hadden hun dna achtergelaten.

Daarnaast zou het alleen de bedoeling zijn geweest om Saelens een pak slaag te geven. Althans, dat beweert de schoonvader. Het Brusselse gerecht gelooft hem echter niet – Saelens zou vanaf het begin af aan dood moeten.

Kogelhuls

Saelens was regelmatig in het buitenland en was van plan om naar Australië te reizen. Maar omdat de moordenaars hun slachtoffer al in het kasteel neerschoten – en niet ontvoerden, zoals eerst het plan was – was direct duidelijk dat Saelens was vermoord: er bleef naast een groot bloedspoor ook een kogelhuls achter.

Een eerdere poging om Saelens te vermoorden, strandde bij voorbaat al. Tussenpersoon S., ingeschakeld door de schoonvader van de kasteelheer, had twee Tsjetsjenen geregeld. Maar bij een routinecontrole werden de twee betrapt, met het telefoonnummer van S. op zak. De politie trok destijds de conclusie dat de twee inbrekers moesten zijn.

Te goed verstopt

Ook het verbergen van het lijk leverde de politie aanknopingspunten op. Het stoffelijk overschot werd in de tuin van S. verstopt. Die werd opgepakt bij de start van het onderzoek, maar werd later weer vrijgelaten. Hij besloot toen het lichaam beter te verbergen door er extra takken en bladeren over te leggen. Juist dat trok de aandacht van de politie, omdat er even daarvoor luchtfoto’s waren gemaakt.

S. schreef bovendien een brief in zijn cel, die voor zijn familie bestemd was. Daarin stond dat Saelens alleen wat klappen moest krijgen. Op het laatste moment verstuurde hij de brief toch niet, omdat hij bang was dat hij onderschept zou worden. Het papier verborg hij in zijn cel, maar vergat het toen hij naar een andere cel moest.