Onrechtmatige undercover-trajecten (COLUMN)

Undercover-trajecten onderscheiden zich van de meeste andere opsporingsinstrumenten door hun verborgen en misleidende karakter. Deze “heimelijke methodieken” vormen een enorme inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer en kunnen soms jaren achtereen voortduren.

Door Arthur van der Biezen

Onschuldige ontmoetingen op vakantie waarbij onder het genot van een drankje nieuwe kennissen worden gemaakt, gezellig met de kinderen wordt gespeeld, blijken achteraf een gewiekste infiltratie-actie te zijn. Of een onschuldige botsing tegen een geparkeerd staande auto bleek opzettelijk te zijn uitgevoerd om  in contact te kunnen komen met de persoon die men op de korrel had.

Luisterend oor

Steeds vaker komen we in dossiers gesprekken tegen tussen cliënten en vermeende mede-gedetineerden die zich in hetzelfde transportbusje bevinden.  Dit “begripvol” luisterend oor blijkt dan achteraf gewoon een opsporingsambtenaar te zijn geweest. De voorbeelden zijn inmiddels legio. Cliënten die het hebben meegemaakt reageren stuk voor stuk met ongeloof  en verbazing. Hun vertrouwen in hun (mede-)mens zijn ze vaak voor de rest van hun leven definitief kwijt.
Uitgangspunt van de “undercoverwetgeving”.

Geslotenheid

Doordat verschillende rechercheteams in Nederland in het verleden zonder enige wettelijke basis infiltratie- en undercoveroperaties uitvoerden waarbij het volledig uit de hand liep (bijvoorbeeld in de IRT-affaire) werden undercover-methodieken bij wet geregeld. Op 1 februari 2000 is de Wet Bob (bijzondere opsporingsbevoegdheden) in werking getreden met als doel de georganiseerde misdaad beter te kunnen bestrijden. Het aanvankelijke uitgangspunt van de undercover-bepalingen was de bestrijding van de georganiseerde misdaad omdat die door haar geslotenheid niet met andere middelen bestreden zou kunnen worden.

Familiedrama’s

Het laatste decennium valt echter te zien dat undercovertrajecten in Nederland niet meer hoofdzakelijk tegen georganiseerde, vooral drugscriminaliteit, worden ingezet maar dat deze ook worden gebruikt bij de opsporing van andere misdrijven. Uit onderzoek door het WODC (Opsporen onder dekmantel) blijkt dat de undercovermethode van “stelselmatige informatie inwinning” (SI) bij gewone levensdelicten meer en meer toeneemt. Bij familiedrama’s of andere verdenkingen van moord en doodslag vindt de inzet van undercoveragenten steeds vaker plaats.  Leek men aan opsporingszijde aanvankelijk nog wat terughoudendheid te betrachten met deze “nieuwe methodieken”, inmiddels worden ze veelvuldig in de meest uiteenlopende zaken toegepast.

Disproportioneel

Hoewel het hoogste rechtscollege in ons land, de Hoge Raad, meer en meer door de juridische vingers kijkt, blijkt dat men in de praktijk in sommige undercoveroperaties eenvoudigweg te ver gaat. Zo oordeelde de rechtbank in Amsterdam in een strafzaak waar ruim vijf jaar onderzoek was verricht het volgende:

Uit het zeer uitgebreide onderzoek komt dan ook feitelijk als enig hard bewijs naar voren de in de kelderbox van verdachte gevonden bloedsporen met het DNA profiel van het slachtoffer.

Over de jarenlange intensieve en verregaande undercoveractie op cliënt oordeelde de rechtbank als volgt:

De rechtbank oordeelt dan ook dat het OM , na afweging van alle betrokken belangen , in redelijkheid niet – want disproportioneel – tot (verdere) toepassing van dwangmiddelen jegens verdachte had kunnen besluiten.

Controleerbaarheid

Het gerechtshof in Amsterdam oordeelde op 1 maart 2012 in een strafzaak waarbij gebruik was gemaakt van een Britse undercoveragent het volgende:

 …een van de doelstellingen van de Wet Bob (undercoverwetgeving) juist is om de controle op de hantering van bijzondere opsporingsmethoden te vergroten, waarbij de toetsbaarheid van het opsporingsonderzoek een grote rol speelt.

Omdat in de bevelen van de officier niet terug te vinden was dat er buitenlandse opsporings-ambtenaren zouden worden ingezet bij de undercoveroperatie (aan welke inzet ‘betrouwbaarheidsrisico’s’ verbonden zijn) werd de actie door het hof als onrechtmatig betiteld.

Plicht

Transparantie en controleerbaarheid van undercovertrajecten in strafdossier laat vaak te wensen over.  Veelvuldig valt in strafzaken als klacht te horen dat gesprekken en gebeurtenissen verwoord in een proces-verbaal van bevindingen, weergegeven en opgesteld door de undercoveragenten in kwestie, niet conform de waarheid is. Cliënten klagen over de weergave en herkennen zich niet in het beeld dat wordt weergegeven.  Deze klachten raken de “verbaliseringsplicht” die voor de beoordeling van een undercovertraject juist cruciaal is. De wetgever heeft niet voor niets bepaald in het Wetboek van Strafvordering (art. 152 en 126 aa) dat opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal opmaken van verrichte opsporingshandelingen en van bevindingen die ze daarbij hebben gedaan en dat deze processen-verbaal aan de processtukken worden gevoegd.

Luxe leven

In een moordzaak die momenteel onder de rechter is heeft men mijn cliënt een zeer luxe leven voorgespiegeld. Dure auto’s mooie villa’s en veel geld waren onderdeel van het undercovertraject. Op alle mogelijke manieren werd cliënt ingepakt met als enige doel hem in een ontspannen sfeer te doen laten verklaren. De rechtbank te Breda heeft nu op mijn verzoek geoordeeld dat alle bij het undercovertraject betrokken opsporingsambtenaren ter zitting gehoord dienen te worden ter controle van de juistheid en betrouwbaarheid van het traject.

Bunker

Voor deze gelegenheid wordt de zitting verplaatst naar de rechtbankbunker in Amsterdam zodat de agenten, al dan niet onder vermomming, in alle rust kunnen verklaren. Tijdens deze verhoren zal moeten blijken hoe open en transparant, en dus hoe toetsbaar, de verbalisanten zijn en hoe betrouwbaar hun verslaglegging al dan niet is.

Wordt vervolgd…

Eerdere columns:

OM steeds niet ontvankelijk in antibiotica-zaak

Vrijspraak voor liquidatiepoging

Juridisch gevecht om de growshop op komst

Arthur van der Biezen is strafadvocaat te Den Bosch.