Vrijspraak in Amsterdamse “asbest-moord”

Er is volgens de rechtbank Amsterdam onvoldoende bewijs dat Mohamed B. (40) op 25 juni 2012 zijn collega doodschoot bij diens woning in Amsterdam-Oudwest. De twee werkten samen in een asbestsaneer-bedrijf. Tijdens het werk kregen B. en zijn collega Rémon Boogaard (41) een handgemeen.

Lopen

Later die dag is Boogaard door een onbekende in hoofd en bovenlichaam geschoten voor zijn woning aan de Geuzenkade. De eis was van het OM was vijftien jaar cel wegens moord. De rechtbank zag wel aanwijzingen, maar heeft niet de overtuiging dat B. de dader was. Het bewijs bestond onder meer uit beelden van een bewakingscamera. De werkgever van B. een een andere getuige zeiden B. op die beelden te hebben herkend aan zijn wijze van lopen. Een deskundige zag overeenkomsten met de beweging van B. maar sprak niet van volledige zekerheid.

Kruitsporen

Er waren afgeluisterde gesprekken waarin de verdachte leek te suggereren dat er bewijzen in de zaak moesten worden weggemaakt. Op zijn broek en in een auto waarin B. reed waren kruitsporen aanwezig die afkomstig zouden kunnen zijn van een vuurwapen. Voor het Openbaar Ministerie bleef het grote probleem echter dat het kennelijk niet mogelijk was met zekerheid te bewijzen dat de kruitsporen in verband stonden met de schietpartij van de bewuste middag. Advocaat Jan-Hein Kuijpers is ‘blij maar niet verbaasd’ over het vonnis. Hij vindt dat de officier van justitie te simpel heeft gedacht:

Als je steeds uitgaat één gedachte dan sluit je alle andere mogelijkheden af. Het slachtoffer had meer dubieuze contacten. En mijn client had een alibi.

Heropend

Kuijpers wijst erop dat de rechtbank allerminst over één nacht ijs is gegaan:

De officier had hem eerst in vrijheid gesteld omdat hij te weinig bewijs zag. Daarna is hij een jaar lang met microfoons thuis en in de bajes afgeluisterd. Ook is zijn loopje geobserveerd en vastgelegd. Hij heeft ook negentig dagen in voorarrest gezeten maar is door het gerechtshof in vrijheid gesteld en later toch gedagvaard. Met dit resultaat. Aan het einde van de behandeling had ik al gepleit en de zaak leek klaar. Maar mijn cliënt was niet aanwezig geweest, hij was aan het werk. Toen heeft de rechtbank de zaak heropend en B. laten ophalen door de politie. Ze hebben hem nog allerlei vragen gesteld.

Het Openbaar Ministerie weet nog niet zeker of het in hoger beroep gaat.