Waarom geen vrouwen in Vaatstra-onderzoek? (#1)

Door Maarten Blom

De verkrachting en moord op Marianne Vaatstra is opgelost door een grootschalig dna-verwantschapsonderzoek. Aan 8.000 mannen in een straal van vijf kilometer rondom de plaats delict is gevraagd om dna af te staan voor dit onderzoek. Een succesverhaal, en velen pleiten ervoor om ook in andere zaken dit middel toe te passen. Maar was het nu geluk of wijsheid dat dit onderzoek leidde tot de aanhouding van Jasper S.?

Volgens mij deugde de aanpak van het 3D-team wel degelijk, maar een paar eigenaardigheden zijn er toch aan te wijzen. En die zitten hem niet zozeer in het technische gedeelte van het onderzoek, maar in de strategische keuzes daaromheen. Later daarover meer, eerst iets over het dna-verwantschapsonderzoek zelf.

De dader had zijn dna op het lichaam van het slachtoffer achtergelaten. Maar er was hiermee geen match gevonden in de dna-databank, ook niet in de loop van de jaren na de moord. Het dna-spoor liep hier dus dood- net als alle andere sporen.

Meer dan gemiddeld

Als de dader niet in de dna-databank zit (zoals in dit geval), kan het wel zo zijn dat verwanten van de dader in de dna-databank zitten. Bijvoorbeeld een broer of een zoon . En met wat ingewikkelde statistiek kun je die eruit filteren. Dat gaat zo: dna-profielen van personen die aan elkaar verwant zijn, lijken meer op elkaar dan dna-profielen van willekeurig gekozen personen. Je kunt dus op zoek gaan naar personen die een meer dan gemiddelde overeenkomst hebben met het dna-profiel van de dader. Deze personen zijn dan mogelijk verwanten, een interessant aanknopingspunt voor nader recherchewerk. Kortom, het dna van een daderspoor wijst dan naar het dna van familieleden van de dader.

Nadat dit op 1 april 2012 behalve technisch ook wettelijk mogelijk was geworden, is het ‘filteren’ van de dna-databank meteen toegepast met het dna-daderprofiel in de zaak Vaatstra. Zonder resultaat. In de dna-databank waren ook geen verwanten van de dader te vinden. Nog steeds liep het dna-spoor dood.

En dus startte het grootschalig dna-verwantschapsonderzoek. Nu met het doel om familieleden van de dader te traceren onder de personen die wonen in de omgeving van de plaats delict. Maar waarom werden hiervoor alleen mannen opgeroepen? Ook vrouwelijke familieleden kun je op dezelfde manier uitfilteren, daar is geen enkele wetenschappelijke of technische belemmering voor. Zou het niet interessant zijn geweest om in contact te komen met een zus, moeder of dochter van de dader? Lijkt mij wel.

Risico

Stel nu dat Jasper S. en zijn familie niet (meer) in de straal van 5 kilometer hadden gewoond, maar zijn moeder wel. Dan had ook het grootschalig dna-verwantschapsonderzoek met alleen mannen niets opgeleverd. Zou men dan net zo enthousiast zijn over dit type onderzoek? Waarschijnlijk niet.

De vraag is dus waarom het 3D-team het risico heeft willen lopen dat vrouwelijke familieleden van de dader niet opgespoord zouden worden, terwijl dat technisch wel mogelijk is. Ik heb daar geen verklaring over gelezen- maar een paar zijn er wel te bedenken. Voor de zaak Vaatstra maakt dat nu niets meer uit, maar voor een eventueel volgend grootschalig dna-onderzoek (denk aan de Utrechtse serieverkrachter) is dit wel degelijk van belang.

Daarover meer in mijn volgende column.

Maarten Blom (1966) is forensisch dna-onderzoeker bij Verilabs in Leiden. Hij werkte eerder voor het Nederlands Forensisch Instituut en adviseert strafrechtadvocaten voor Phi Advies. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.