6 jaar voor moordopdracht escortbaas (UPDATE)

De escortbaas die volgens de rechtbank opdracht gaf een concurrent uit de weg te ruimen, heeft zes jaar cel gekregen. De zaak zorgde voor veel opschudding omdat een beoogde moordenaar naar Peter R. de Vries stapte.

(Foto: Beeldmateriaal Peter R. de Vries)

A. van M. had een zakelijk conflict met zijn concurrent David B. Een toen 18-jarige jongen die de opdracht kreeg om B. te vermoorden, had met een verborgen camera beelden gemaakt van de onderhandelingen over de huurmoord. Er was sprake van dat hij de beelden voor 50.000 euro aan De Vries zou verkopen. De misdaadverslaggever stapte naar de politie.

Dit was de tenlastelegging:

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

dat hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 20 januari 2012 tot en met 8 februari 2012 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, door geweld en/of bedreiging en/of door misbruik van gezag en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen en/of giften en/of beloften [A] heeft gepoogd te bewegen een misdrijf te begaan, te weten het (in Amsterdam, in ieder geval in Nederland) tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een ander, te weten [slachtoffer], van het leven beroven;

immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededaders, toen en daar:

– aan die [A] een foto getoond van die [slachtoffer] en/of

– aan die [A] het adres gegeven waarop die [slachtoffer]kantoor houdt en/of

– tegen die [A] verteld op welke wijze(n) hij ([A]) het kantoor van die [slachtoffer] kon binnengaan, immers heeft verdachte tegen die [A] gezegd dat hij het kantoor van die [slachtoffer] in moest gaan met een meisje en/of dat hij rustig naar binnen moest gaan en/of rustig spullen moest pakken en/of binnen 5 minuten moest wachten en/of rustig naar buiten moest gaan, zodat de portier er geen erg in heeft en/of

– tegen die [A] gezegd dat hij een geluidsdemper moest hebben en/of gebruiken en/of

– een of meer (grote) geldbedragen (ongeveer 25.000 of 30.000 euro) en/of een of meer goederen in het vooruitzicht gesteld en/of laten stellen voor het plegen en/of laten plegen van de moord op die [slachtoffer] en/of – tegen die [A] gezegd dat het op een overval en/of een beroving moest lijken en/of

– tegen die [A] gezegd dat hij moest vluchten via de snelweg en/of de Coentunnel en/of Zaandam als het gebeurd is en/of dat die [A] aldaar in een hotel moet schuilhouden en/of

– tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, morgen het geld heeft en/of

– tegenover die [A] heeft bevestigd dat hij, verdachte, die [slachtoffer] echt dood wilde hebben en/of

– tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, over een paar maanden nog een job voor die [A] heeft.

Volgens de Amsterdamse rechtbank heeft Van M. ‘een zeer ernstig misdrijf’ gepleegd. Volgens de rechters spreekt Van M. op de beelden ‘met grote achteloosheid en buitengewoon kil en zakelijk’ over de huurmoord. Daarnaast wordt Van M. aangerekend dat hij opdracht gaf eventuele getuigen ook dood te schieten. Dat zou de politie afleiden van het motief.

Uit het vonnis:

4.3. Het oordeel van de rechtbank

Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden.1

Op 23 januari 2012 heeft verdachte een eerste ontmoeting met [A]. Tijdens deze ontmoeting geeft verdachte aan [A] het adres van de website van [slachtoffer]. Op die website staat het adres van het kantoor van [slachtoffer], te weten [adres 1] te Amsterdam, vermeld. De volgende dag, op 24 januari 2012, gaat [A] naar het kantoor van verdachte aan de [adres 2] te Amsterdam en zegt tegen hem dat hij het gebouw heeft bekeken. Het gesprek dat verdachte op die dag met [A] heeft, is op video opgenomen en gaat over [slachtoffer].2 In dit gesprek legt verdachte [A] uit hoe hij het kantoor van [slachtoffer] binnen moet gaan. [A] dient achter het gebouw om te gaan en bij de kleine deuren aan te bellen. Vervolgens moet [A] met een meisje rustig naar binnen lopen en rustig spullen pakken. Verdachte vertelt [A] dat hij alle spullen mee moet nemen, omdat dan niet wordt gedacht dat het een hit betreft, maar een beroving. Voorts zegt verdachte dat [A], als hij binnen is, vijf minuten dient te wachten voordat hij weer rustig met het meisje naar buiten loopt. Op die manier heeft de portier er namelijk geen erg in. Ook zegt verdachte dat als het gebeurd is, [A] direct via de snelweg en door de Coentunnel naar Zaandam moet gaan. Daar kan [A] in een hotel uithangen. Verder deelt verdachte [A] mee dat hij een geluidsdemper moet hebben. Ook zegt verdachte: “kijk als er andere mensen bij zijn dan moeten die ook maar.”. Daarop antwoordt [A]: “Is dubbel moord”. [A] geeft verdachte te kennen dat vrienden van hem uit Polen zijn gekomen en dat het daarom beter is als verdachte het geld klaar heeft liggen. Zijn Poolse vrienden kunnen er dan namelijk direct weer vandoor gaan. Verdachte zegt echter dat hij pas morgen het geld heeft. Als vervolgens [A] verdachte laat weten dat het bedrag voor zijn vrienden te weinig is, zegt verdachte dat ze voor een klus als deze 25.000 à 30.000 – de rechtbank begrijpt: euro’s – kunnen krijgen. Verdachte zegt in het laatste gedeelte van dit gesprek: “Dan bel je me vanuit een belhuis dat het is gebeurd” en “kan je vanavond niet even het bewijs geven (…) dan hoef je niets over de telefoon te doen (…) als het goed gaat heb ik volgende maand weer een klus voor je.”.3 In het dossier bevindt zich vervolgens een uitgeschreven geluidsfragment dat begint met de door [A] gebezigde woorden: “Het is nog niet gebeurd.”.4 Op 7 februari 2012 wordt verdachte aangehouden.5

Nadere overwegingen

Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard. Verdachte was op zoek naar een chauffeur en is in contact gekomen met [A]. In het eerste gesprek dat ze met elkaar hebben gehad, heeft [A] te kennen gegeven dat hij een klusje wilde doen. Verdachte heeft [A] vervolgens meegedeeld dat hij een conflict had met [slachtoffer] en dat [A] naar [slachtoffer] toe zou kunnen gaan om te praten. Als [slachtoffer] dan niet zou willen ophouden, dan zou [A] hem bang mogen maken. [A] heeft toen voorgesteld om [slachtoffer] koud te maken, maar verdachte heeft [A] gezegd dat hij dat niet wilde. In het tweede gesprek, dat op video is opgenomen, heeft verdachte slechts meegespeeld met [A]. Hij was namelijk bang voor [A] en dacht dat als hij [A] geen geld zou betalen, [A] [slachtoffer] niets aan zou doen.

Ter terechtzitting heeft de rechtbank de videobeelden van het tweede gesprek dat tussen verdachte en [A] heeft plaatsgevonden, bekeken. In tegenstelling tot hetgeen verdachte heeft verklaard is de rechtbank van oordeel dat uit de wijze waarop het gesprek wordt gevoerd, de inhoud van het besprokene en de gedragingen (de lichaamstaal) van verdachte tijdens dit gesprek niet valt op te maken dat verdachte bang was voor [A] en daarom met hem meespeelde. Integendeel: op de beelden valt te zien dat verdachte achteroverleunend geheel op zijn gemak een boterham zat te eten terwijl verdachte in het gesprek het initiatief nam en in detail [A] op een gebiedende en zakelijke wijze heeft geïnstrueerd hoe hij de moord op [slachtoffer] moest uitvoeren. Het was dan ook een serieus gesprek tussen verdachte en [A].

[D] heeft verklaard dat verdachte eind 2011, begin 2012 erg kwaad was op [slachtoffer] en dat verdachte haar heeft gevraagd of zij een “hitman” kende. Diverse keren heeft verdachte haar gevraagd of zij niet iemand in het milieu kende die een klusje voor hem wilde opknappen tegen betaling.6 Nu zowel [E]7 als [F]8 hebben verklaard dat [D] door verdachte was benaderd om een moordenaar te zoeken en dus haar verklaring ondersteunen, acht de rechtbank de verklaring van [D] geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank dan ook af dat verdachte wel degelijk op zoek was naar een huurmoordenaar voor [slachtoffer]. Daarbij weegt in belangrijke mate mee dat verdachte met [slachtoffer] een oplopende ruzie had en in e-mailberichten forse dreigementen jegens [slachtoffer] heeft geuit.9 Voorts heeft verdachte bij de rechter-commissaris naar aanleiding van de ruzie met [slachtoffer] verklaard dat hij bij eerdere problemen het altijd heeft kunnen uitpraten met [slachtoffer], maar dat het hem nu een keer hoog zat en daarom met een jongen had gesproken zoals dat op de videobeelden te zien is.

Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte een zeer jonge en onervaren man, die hij kort te voren voor het eerst had ontmoet en als chauffeur in dienst wilde nemen, terstond de opdracht heeft gegeven om te bemiddelen in een flinke ruzie tussen hem en zijn grootste concurrent en deze, indien hij niet zou willen luisteren, bang mocht maken. Daarbij zou, indien dit de inhoud van het eerste gesprek zou zijn geweest, dit ook in het tweede gesprek ter sprake moeten zijn gekomen. Dat is echter niet het geval. Evenmin komt in het tweede gesprek aan de orde dat verdachte [A] als chauffeur in dienst wilde nemen. Verder weegt bij het toetsen van de geloofwaardigheid van het door verdachte geschetste alternatieve scenario in voor hem ongunstige zin mee, dat verdachte eerst ter zitting naar voren heeft gebracht dat hij [A] zou hebben gevraagd te gaan praten met [slachtoffer] om voor verdachte te bemiddelen. Dit geldt ook voor de door verdachte eerst ter zitting afgelegde verklaring dat [A] zelf heeft voorgesteld om [slachtoffer] “koud te maken”.

Bovendien heeft verdachte via [D] en haar zoon vanuit het Huis van Bewaring geprobeerd te bewerkstelligen dat [A] tegen betaling een aangepaste verklaring zou afleggen. Deze verklaring moest inhouden dat niet twee maar drie gesprekken hadden plaatsgevonden, dat verdachte wist dat hij werd opgenomen en dat het toneelspel was met als doel [G] misleiden.10 Dit komt niet overeen met het door verdachte ter terechtzitting geschetste alternatieve scenario. Gelet op het voorgaande in samenhang met het feit dat verdachte niet consistent heeft verklaard, acht de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk noch geloofwaardig.

Het vorenoverwogene brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in het tweede gesprek [A] de opdracht heeft gegeven om [slachtoffer] te vermoorden. Nu verdachte de bedoeling had en er kennelijk vanuit ging dat [A] deze opdracht na dit gesprek zou uitvoeren, was het ten laste gelegde feit op dat moment voltooid. Bepalend is dat verdachte in het tweede gesprek aan [A] vraagt of [A] hem die avond bewijs kan geven.11 Het derde gesprek, waarvan de rechtbank de geluidsopname ter terechtzitting heeft beluisterd, begint met de mededeling van [A] dat het nog niet is gebeurd.12 Het was dus de bedoeling dat de moord na het tweede gesprek zou worden gepleegd.

Het voorgaande leidt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

in de periode van 20 januari 2012 tot en met 8 februari 2012 te Amsterdam door het verschaffen van inlichtingen en beloften heeft gepoogd [A] te bewegen een misdrijf te begaan, te weten het (in Amsterdam) tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade een ander, te weten [slachtoffer], van het leven beroven;

immers heeft verdachte toen en daar:

– aan die [A] het adres gegeven waarop die [slachtoffer] kantoor houdt en

– aan die [A] verteld op welke wijze hij ([A]) het kantoor van die [slachtoffer] kon binnengaan, immers heeft verdachte tegen die [A] gezegd dat hij het kantoor van die [slachtoffer] in moest gaan met een meisje en dat hij rustig naar binnen moest gaan en rustig spullen moest pakken en binnen 5 minuten moest wachten en rustig naar buiten moest gaan, zodat de portier er geen erg in heeft en

– tegen die [A] gezegd dat hij een geluidsdemper moest hebben en

– een geldbedrag (ongeveer 25.000 of 30.000 euro) in het vooruitzicht gesteld voor het plegen en/of laten plegen van de moord op die [slachtoffer] en

– tegen die [A] gezegd dat het op een beroving moest lijken en

– tegen die [A] gezegd dat hij moest vluchten via de snelweg en de Coentunnel en Zaandam als het gebeurd was en dat die [A] zich aldaar in een hotel moest schuilhouden en

– tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, morgen het geld heeft en

– tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, nog een job voor die [A] heeft.

Van M. zei dat hij direct doorhad dat de huurmoordenaars oplichters waren en er met zijn geld vandoor wilden gaan. Van een pogen te bewegen was volgens hem geen sprake geweest.

Peter R. de Vries wijdde een uitzending aan de zaak. De beoogde uitvoerders probeerden met een kort geding de uitzending te verbieden. De uitzending werd hierdoor uitgesteld, maar De Vries mocht de aflevering uiteindelijk wel uitzenden maar niet zonder de geheime opnames te anonimiseren. In de uitzending zeiden de mannen die de huurmoord zouden moeten plegen, dat ze alleen geld wilden innen en er dan vandoor zouden gaan.

Inmiddels loopt de zaak in hoger beroep.