Hoe de rechtbank vijf liquidaties bewezen acht (UDPATE2)

Hoe kwam de rechtbank tot het oordeel dat Holleeder opdracht gaf tot vijf liquidaties? Vooral door alleen alle woorden van de belastende getuigen voor waar aan te nemen.

Door Wim van de Pol

Het draait in de zaak om de liquidaties van Cor van Hout (2003), Willem Endstra (2004), Kees Houtman (2005), John Mieremet (2005) en Thomas van der Bijl (2006). In het dossier moest het bewijs komen van talloze getuigenverklaringen. Technisch bewijs zoals dna, of telefoontaps, is er niet.

Opvallend is dat de rechtbank vooral heeft gekeken naar de verklaringen van Astrid en Sonja Holleeder en de ex-vriendin van Holleeder, en naar die van de twee kroongetuigen Peter la Serpe en Fred Ros. Ruimte voor twijfel over het waarheidsgehalte van die verklaringen leeft niet bij de rechtbank. Alle beschuldigingen die Sonja en Astrid Holleeder hebben gedaan neemt de rechtbank geheel voor waar aan. En daarnaast legt de rechtbank ontlastende verklaringen terzijde.

Interpretatie

En dus is het bewijs snel rond. De zussen Holleeder zeggen dat hun broer Willem tegen hen heeft gezegd of gesuggereerd dat hij Cor van Hout, Wim Endstra en John Mieremet heeft laten ombrengen. Verder ondersteunen de zussen de verklaringen van anonieme getuige Q5, La Serpe en Ros als het gaat om de moorden op van der Bijl en Houtman.

De beweringen van de zussen Holleeder vinden nauwelijks steun in ander bewijs, vinden Holleeders advocaten. De verdediging van Holleeder had betoogd dat de zussen soms een duidelijk verkeerde interpretatie van omstandigheden en gebeurtenissen hadden gegeven. En ook dat ze als getuigen zo hun eigen belangen hadden. Bijvoorbeeld omdat ze zelf verdachte waren in een onderzoek naar witwassen van de erfenis van Cor van Hout, en hierin van de haak wilden.

De rechtbank ziet hier niets in.

Goudsnip

In 2011 was er een eerste contact van de zussen met de criminele inlichtingendienst van de politie. In datzelfde jaar kocht Sonja Holleeder haar vervolging in de witwaszaak (Goudsnip) af. In 2013 begonnen de zussen kluisverklaringen bij justitie af te leggen. De rechtbank:

Op grond van de hiervoor weergegeven gang van zaken stelt de rechtbank vast dat Sonja en Astrid waren bevrijd van de vervolging in Goudsnip, ruim voordat zij contact met justitie hadden gelegd met de bedoeling verklaringen af te gaan leggen over liquidaties waarbij verdachte betrokken zou zijn geweest en over de druk van verdachte en de angst waarmee zij te maken hadden.

De rechtbank ziet en zag geen reden om nader onderzoek te doen naar de beweegreden van zussen om te verklaren en ook niet over de vraag waarom zij (volgens de advocaten) kennelijk nog altijd niet naar waarheid verklaren over die erfenis en voor de rechtbank zelfs meineed pleegden. (tekst loopt door onder reclame)

Prullenmand

Allerlei ontlastende getuigenverklaringen die de figuur van Holleeder en zijn motieven schetsten naast die van andere zware criminelen legde de rechtbank terzijde. Het beeld dat Holleeder niet zo’n grote speler was dan door het Openbaar Ministerie beschreven, dat deze getuigen gaven, is niet relevant vindt de rechtbank. Ook de geschiedenis van de Amsterdamse onderwereld die Holleeders advocaten schetsten is niet belangrijk, zegt de rechtbank. Het argument is: de volledige waarheid zal toch nooit boven komen en geen enkele getuige ‘heeft het volledige overzicht’. Wie met wie, wanneer, samengewerkt heeft is niet van belang, vindt de rechtbank, ook omdat de onderlinge verhoudingen steeds wisselden. Alle argumenten van de verdediging over de bredere geschiedenis van de penose verwees de rechtbank naar de prullenmand.

Ook hierbij leunde de rechtbank sterk op de verklaringen van de twee zussen. Bijvoorbeeld bij de moord op Van Hout waar de verdediging vier alternatieve scenario’s schetste die in de dossiers voorkwamen, en ontlastende getuigen aanhaalde. Het argument van de rechtbank is simpelweg dat Astrid en Sonja Holleeder zeggen dat Willem de dader is.

Schakelbewijs

De rechtbank hanteert ook veel schakelbewijs. Het bewijs dat er ligt tegen Dino Soerel over de moorden op Kees Houtman en Thomas van der Bijl geldt ook voor Holleeder. Ze hadden immers gemeenschappelijke criminele belangen, vindt de rechtbank.

Een bijzonder voorbeeld van dit schakelbewijs gaat over de verdachten van de moordaanslagen op Willem Endstra (2004) en Kees Houtman (2005). De Amsterdamse rechtbank oordeelde dat er te weinig bewijs is dat een groep verdachten de moord op Endstra uitvoerde. Dezelfde Amsterdamse rechtbank oordeelt nu dat dit bewijs er wel degelijk ligt. Opmerkelijk, want hier liggen twee tegengestelde visies van dezelfde rechtbank Amsterdam. En bijzonder, omdat die verdachten niet terechtstaan in de zaak Holleeder.

Abbasov

Verder ziet deze rechtbank bewijs dat diezelfde groep verdachten ook de moord op John Mieremet in Thailand (2005) uitvoerde. Voor het eerst noemde een magistraat de naam van een mogelijke moordenaar van Mieremet, namelijk de (overleden) vermoedelijke schutter in de Endstra-zaak (Namik Abbasov).

De rechtbank koppelt ook Dino Soerel als opdrachtgever aan die twee moorden. Soerel had een criminele samenwerking met Holleeder, en dus draagt ook dit schakelbewijs weer bij aan het bewijs dat Holleeder schuldig is aan de liquidaties van Endstra en Mieremet, zo overweegt de rechtbank.

Deze visie van de rechtbank zal van groot belang kunnen zijn in zaken waarin andere verdachten nog terecht moeten staan: het hoger beroep in de zaak Endstra en in het Vandross-2-onderzoek. Daarin is onder meer Dino Soerel verdacht van de moorden op Willem Endstra en John Mieremet.