La S. over de criminele organisatie

Het Openbaar Ministerie stelde maandag en dinsdagmorgen graag nog een paar vragen aan La S. De kroongetuige in het Passage-proces had immers bekend gemaakt dat hij weer wilde praten, kennelijk was alles koek en ei en dus kon officier van justitie Betty Wind mooie antwoorden verwachten. En die kwamen er. La S. schetste andermaal een criminele organisatie, ditmaal met een tikje meer Willem Holleeder. 

Hoe was de hiërarchie, wilde Wind weten. Wat waren nou de verhoudingen tussen Willem Holleeder en Dino Soerel?

‘Niet dat ze voor elkaar werkten’, zei Peter la S., ‘het was meer een samenwerkingsverband. ‘De operationele kant kwam meer bij Dino vandaan. Dino en Ali.’ La S. bedoelde de operationele kant van het moorden laten plegen. ‘Bij alles wat we deden kwam Dino ter sprake, samen met Ali.’ 

En ook: ‘Ik heb het nooit met Holleeder over liquidaties gehad, maar dat Holleeder erbij betrokken was, dat wist ik. (…) Jesse had meer ontzag voor Holleeder dan voor Dino.’ Hij had Jesse en Willem overigens wel ‘apart zien zitten praten’, toen ze een keer aan het eten waren in Naarden-Vesting.

Wat niet nieuw was: La S. baseerde zijn wetenschap over de Holleeder en Soerel en hun criminele organisatie op gesprekken die hij met Jesse had gehad. Hij het was zijn indruk, zijn overtuiging. Hij kende geen van beide goed.

Dinsdag doceerde La S. voor de rechtbank nog even verder over de theorie van de criminele organisatie. ‘Als de belangen van de groep op zeker moment zo zijn dat iemand een obstakel op de weg is. Als hij geliquideerd wordt, dat dan een transport kan doorgaan bijvoorbeeld, dan is zijn liquidatie het belangvan de groep. Iemand die een uitvoerder kent benadert iemand. Maar wie is dan de opdrachtgever?’

De groep, volgens La S.