Bruinsma: onderzoek naar de belastingleggers

De man die in het geheim het belastingdossier van Klaas Bruinsma mocht lezen – toen Bruinsma nog leefde – was criminoloog Petrus van Duyne. In het grootste geheim kreeg hij toestemming om de aanvankelijk verdwenen belastinglegger van Bruinsma door te nemen. In tijdschrift Koud Bloed doet hij zijn verhaal. De politie was in die dagen niet zo bezig met geldstromen, terwijl Van Duyne dacht dat in de financiële sfeer Bruinsma juist zou kunnen worden aangepakt.

Het speelde in 1989 toen het beruchte IRT een groot onderzoek op Bruinsma wilde beginnen. Van Duyne vertelt een geheel ander verhaal over dat belastingdossier dan oud-CIE-chef Jan van Looijen.

Als Van Duyne bij de FIOD in Amsterdam komt om het dossier te kijken treft hij een handenwringend afdelingshoofd aan die hem vertelt dat het dossier ‘weg’ is.

Van Duyne stelt dat zijn aangekondigde bezoek aan de FIOD moet zijn ‘gelekt’ naar Bruinsma: ‘Als gevolg daarvan was er waarschijnlijk paniek uitgebroken in de Bruinsma-kring die tot deze gevaarvolle diefstal geleid had.’

En verder: ‘Het zou het eufemisme van het jaar zijn om te stellen dat er in Amsterdam bij de rechtshandhaving wel eens iets lekte! Dit lek is overigens nooit gevonden. Mijn indruk was: tot ieders tevredenheid.’

Als het dossier eenmaal weer terug is, via de persoonlijke zorgen van Jan van Looijen, is het eerste dat Van Duyne opvalt dat Bruinsma ‘een zeer gunstige regeling’ heeft kunnen sluiten met de belastinginspecteur. Die regeling hield in dat zijn vermogenswaarde op 150.000 gulden werd geschat.

Als Bruinsma daarbovenuit kwam moest hij dat zelf even melden.

Makkelijk. Voor iedereen, ook geen tijdrovend gekluif aan de inkomsten en uitgaven van Bruinsma voor de drukke ambtenaren van de dienst.

Na de dood van Bruinsma kreeg Van Duyne toegang tot twee verhuisdozen met financiële stukken. Wat bleek: Brunisma was kort voor zijn dood druk bezig geweest zijn bedrijfjes in de bovenwereld te liquideren.

‘De mogelijke de samenhang tussen het tijdstip van zijn dood en het ontmantelen van zijn bezit is nooit onderzocht,’ schrijft Van Duyne.

Zie Koud Bloed.