Colombiaans liquidatiekantoor in Spanje

De Spaanse Nationale Politie heeft eind vorige maand een groep Colombianen aangehouden die er een internationaal liquidatiekantoor erop na zouden hebben gehouden. Bij de groep konden aanvragen worden gedaan voor het plegen van een huurmoord. Ook gijzelingen en incasso’s waren op bestelling leverbaar. ‘Stuur hem een bloemetje’ was codetaal voor een opdracht.

De groep opereerde in Spanje vanuit de plaats Leganés, vlakbij Madrid. Het hoofdkeartier was een Colombiaans restaurant (Hágale Pues) die die plaats.

De politie greep in toen de groep een zending met wapens in ontvangst wilde nemen. Een bestelwagen die in beslag is genomen bleek onder meer twee AK-47-geweren, naast een ander aanvlasgeweer, munitie, een Magnum-revolver, sluipschuttersgeweren met telescoopzicht, politieuniformen en twee pistolen met geluiddemper te bevatten. Er werd ook een hoeveelheid explosieven gevonden. Volgens de politie was de zending gestuurd door een Mexicaanse groep die een aantal mensen wilde laten vermoorden in de regio Valencia.

De zeven arrestanten hebben volgens de politie een strafblad met ‘meerdere feiten’. Allen zijn tussen de 30 en 35 jaar oud. De leider zou Luis David García Quintero zijn, alias El Conejo (Het Konijn). Andere verdachten zijn Sergio E. Moreno Palacio –alias Het Monster, tegen wie een internationale signalering op aan vraag van Colombia liep en een beloning was uitgeloofd van een miljoen dolalr voor zijn arrestatie. Ook twee vrouwen, onder hen de echtgenote van El Conejo behoren tot de arrestanten.

Volgens bronnen van de Spaanse krant La Razón zou de groep banden hebben onderhouden met de groep van El Señor del Ácido (De Heer van het Zuur), een andere Colombiaanse liquidatiegroep. Verdachte Luis García Quintero is in 2011 in Spanje veroordeeld tot twee jaar cel voor lidmaatschap van die laatste organisatie, maar werd in hoger beroep vrijgesproken.

In die zaak was een Colombiaanse ex-politieman in Spanje gemarteld, zijn tanden uitgetrokken, in stukken gehakt en uiteindelijk opgelost in zuur. Conejo zou in Colombia veel hebben gewerkt voor de broers Comba (Calle Serna), de vorig jaar allebei overgedragen zijn aan de Verenigde Staten. Een broer een zwager van Conejo zijn vermoord door rivalen van de Comba’s, de Urabeños.

In beide groepen figureren mensen die in Colombia voorheen in extreemrechtse paramilitaire groepen participeerden die in Colombia moorden pleegden op linkse politici en guerilla’s en handelen in cocaïne. 

De groep in Spanje zou als de Europese tak van de moordorganisatie moeten gaan werken, met name in de afwerking van schulden die personen zouden hebben bij verschillende drugsorganisaties in Latijns Amerika. In de praktijk was het tarief voor een moord (“een bloemetje”) door deze groep 20 tot 50% van de schuld van het slachtoffer, aldus de politie.

In Spanje zouden deze verdachten nog geen moord hebben gepleegd, maar wel een aantal voorbereidingshandelingen. Er moest ook een in Spanje gedetineerde persoon omgebracht worden als deze zijn schuld niet zou inlossen. De groep maakte ook plannen om diens zuster te gijzelen. In Spanje heeft de groep volgens de politie wel enige gijzelingen uitgevoerd.

Het onderzoek heeft zestien maanden geduurd en werd uitgevoerd in samenwerking met de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA).

In Latijns-Amerika zijn dit soort groepen een Colombiaans fenomeen, dat al bestaat sinds sinds opkomst van de wereldwijde cocaïnehandel vanuit dat land in de jaren tachtig. Oorzaak hiervoor was dat dat voor Colombiaanse opdrachtgevers een absoluut vertrouwen dat een moordopdracht degelijk en in discretie word uitgevoerd van het grootste belang was en bij voorkeur moet worden uitgevoerd door bekenden. Overigens zijn ook vergelijkbare groepen uit de Dominicaanse Republiek die zich specialiseren in het wereldwijd uitvoeren van moorden.