De verdachte die tot inkeer kwam (#2)

De advocaat maakte geen gedreven indruk. Het was een beetje een ongeïnspireerd verhaal en juridisch raakte het soms kant noch wal. Vanzelfsprekend was hij met zijn cliënt geschrokken van de eis. Zijn cliënt had immers een blanco strafblad, had op de zitting volop meegewerkt (altijd een wat merkwaardig argument als het van de zijde van de verdediging komt) en wat er in de woning van zijn cliënt aan verdovende middelen werd aangetroffen, viel toch ook wel weer mee.

Het zou in zijn ogen met een jaar waarvan een deel voorwaardelijk moeten worden afgedaan. Ook een losse flodder. Want als het reclasseringsrapport daarvoor onvoldoende steun biedt, is het verzoek om (een deel van) de straf voorwaardelijk op te leggen, in beginsel op drijfzand gebaseerd.

Juridisch was de zaak toch wel aardig. Maar het debat dat ik had verwacht beperkte zich tot het uitwisselen van oppervlakkigheden en raakte de kern van het probleem niet, waardoor een scherpzinnig, kritisch en creatief pleidooi waarbij de verdachte baat zou kunnen hebben, achterwege bleef. Niettemin had de zaak juridisch wat beter op scherp moeten worden gesteld.

Wat wil namelijk het geval: De politie was de verdachte op het spoor gekomen na een tip. Vervolgens was de politie naar de woning van de verdachte gegaan, had hem voor zijn aanhouding de cautie gegeven (de verdachte wordt er dan op gewezen dat hij niet verplicht is om antwoord te geven op vragen) en kreeg toestemming de woning te doorzoeken.

Maar uit de rechtspraak volgt dat een verdachte voor zijn verhoor er op moet worden gewezen dat hij een advocaat mag raadplegen. Dat geldt zelfs blijkens de aanwijzingen van het Openbaar Ministerie voor een niet aangehouden verdachte die voor een verhoor op het politiebureau wordt uitgenodigd.

De verdachte in deze zaak kreeg wel de cautie, maar werd niet gehoord over zijn betrokkenheid bij de strafbare feiten, terwijl de cautie daarvoor wel is bedoeld. Hoewel er dus vermoedelijk geen verhoor heeft plaatsgevonden, is niet uitgesloten dat er wel sprake zijn geweest van een interrogation, zoals bedoeld door het EHRM. En dus rijst de vraag of consultatierecht is geschonden en, zo ja, welke consequenties dat heeft? Heeft de verdachte na de cautie belastende verklaringen afgelegd of is anderszins incriminerende informatie aan het licht gekomen? Zo ja, is dat een rechtstreeks gevolg van de druk die op verdachte werd uitgeoefend?

Dat zou betekenen dat er dus sprake was van een ernstig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Daarbij had hij prachtig kunnen inhaken op het argument van de officier van justitie dat er geen sprake was van een “verhoor” zoals bedoeld in de door het Openbaar Ministerie zelf (sic!) opgestelde aanwijzingen. Afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval, zou dat het doorzoeken en de belastende verklaringen die verdachte, zij het mondjesmaat, bij de politie had afgelegd, kunnen beïnvloeden en had het mogelijk ook impact gehad op zijn proceshouding. Dit alles bleef achterwege en zo bleef het bij een slap strafmaatverweer. Nu zal de rechtbank bij een veroordeling het bewijs vooral baseren op de verklaringen van verdachte ter terechtzitting.

De zitting was overigens een typisch voorbeeld van een strafzaak die het karakter had van een verificatievergadering. Degene die, zoals ik, niet de beschikking heeft over processtukken, krijgt maar een pover overzicht van wat zich heeft afgespeeld. Van de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever dat alles zich op de zitting ten overstaan van de rechter zou afspelen en dat getuigen daar hun verklaringen afleggen, is bitter weinig overgebleven. Dat is voor mij natuurlijk niet nieuw. Maar het is meer dan betreurenswaardig. Want het kleedt de controlefunctie die aan de openbaarheid kleeft uit.

De uitspraak is op 5 juni om 13.00 uur.

Hier #1.

Oud-raadsheer Wicher Wedzinga maakt voor Crimesite wekelijks aantekeningen over de gang van zaken tijdens een zitting van een meervoudige strafkamer.