De rechtbank in Alkmaar heeft heeft drie jaar gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk, opgelegd aan Yasmine M. (31) omdat ze haar pasgeboren baby om het leven heeft gebracht. Ze had de baby in een badje met water gedaan en haar vervolgens alleen in het badje achtergelaten.
Verborgen
Het meisje was daardoor verdronken. Daarna heeft M. het babylijkje verborgen. Gedurende een periode van acht jaar heeft zij niet alleen dit babylijkje verborgen, maar ook de lijkjes van haar twee andere pasgeboren kinderen.
De rechtbank ziet geen bewijs dat M. willens en wetens haar pasgeboren baby om het leven heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat Yasmine wel de voorwaardelijke opzet heeft gehad op de dood van haar kind; ze wist namelijk dat de kans groot was dat haar handelen fataal gevolg zou kunnen hebben.
Van de twee andere overleden baby’s kan niet worden vastgesteld dat ze door M. om het leven zijn gebracht.
Ontdekking
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van verdachte bewezen dat M. haar baby heeft gedood onder invloed van vrees voor ontdekking van haar bevalling. Daarom is hier sprake van een bijzondere vorm van doodslag, namelijk ‘kinderdoodslag’. De rechtbank komt tot een iets lagere vrijheidsstraf dan de officier van justitie heeft geëist omdat de rechtbank tot bewezenverklaring van kinderdoodslag en niet van doodslag komt. De wetgever heeft bepaald dat, vanwege de eerdergenoemde gemoedstoestand van de moeder waarin het delict wordt gepleegd, ‘kinderdoodslag’ minder strafwaardig is dan ‘doodslag’.
Controle
De rechtbank vindt dat M. ten aanzien van de kinderdoodslag volledig toerekeningsvatbaar was. Ten aanzien van het verbergen van de drie babylijkjes wordt ze verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank legt voor het voorwaardelijke deel van de straf de maximale proeftijd op. En ook is eraan gekoppeld een verplicht reclasseringscontact en verschillende andere bijzondere voorwaarden waaronder controles op zwangerschap gedurende de gehele proeftijd.
Zie ook: