Deel van Endstra-dagboek lijkt verdwenen

Voor het eerst moest Haico Endstra (55) onder ede en in het openbaar getuigen, voor het gerechtshof van Amsterdam. Aanleiding was het hoger beroep van de voor witwasssen veroordeelde Jan-Dirk Paarlberg. Het hof had besloten dat Endstra moest getuigen over de “dagboek- aantekeningen” die zijn vermoorde broer Willem in de laatste periode van zijn leven heeft gemaakt. Zijn neef Arnold Endstra heeft verklaard dat er meer van die aantekeningen zijn gevonden dan aan de politie zijn gegeven. 

Maar Haico hield vol dat ‘er geen selectie is gemaakt’. Alles wat hij in handen had is naar de politie gegaan, zei hij.

In die dagboek-aantekeningen heeft Endstra gedocumenteerd welke betalingen hij deed en aan wie hij moest betalen. Die dagboeken vormden belangrijk bewijs in de afperszaak tegen Willem Holleeder. Er staan ook verwijzingen naar betalingen aan Paarlberg in opgetekend. Het is een ongeordend gepriegel van allerlei cijfers en afkortingen waar lang niet volledig wijs uit te worden is.

Als er aantekeningen ontbreken is dat belangrijk, omdat die ontbrekende stukken een vollediger – en begrijpelijker – zicht op de criminele en niet criminele inkomsten en uitgaven van Endstra zouden kunnen bieden.

De advocaten van Paarlberg vermoeden dat slechts een deel van die aantekeningen bij de politie is terechtgekomen. 

De aantekeningen zijn gevonden toen neef Arnold Endstra na de moord op zijn oom ging zoeken in de garage van een vriendin van Willem Endstra in Breda. Arnold beschrijft hoe er papieren met aantekeningen op verschillende plaatsen lagen. Arnold denkt dat Haico een selectie heeft gemaakt en dat niet alles naar de politie ie gegaan. Niet, dus, zegt Haico.

Op de vraag of Haico Endstra denkt dat Arnold dan misschien een selectie heeft gemaakt zei Endstra:

‘Ik weet dat niet zeker. Ik denk het niet.’

Ook de vriendin van Endstra spreekt over een veel dikkere stapel aantekeningen dan naar de politie is gegaan.

De vraag is dus waar de rest van de aantekeningen is. Arnold Endstra heeft daarover gezegd. ‘Wat naar de politie ging lag in een doos. (…) de rest is naar Haico gegaan, ik heb het in ieder geval niet.’

Haico Endstra kon zich over de aantekeningen verder niets meer herinneren. Hij zei verder zijn eigen kopie van het stapeltje dat hij naar de politie heeft gestuurd niet meer te kunnen vinden.

Waar ‘de rest’ van de aantekeningen is gebleven, werd dus niet helder. Misschien dat de advocaten van Paarlberg daarom nog zullen verzoeken om Arnold Endstra, of een medewerker van Willem Endstra, die bij overleg over de dagboeken aanwezig was, als getuige te kunnen horen.

Overigens zei Endstra, desgevraagd door advocaat-generaal Koos Plooij, dat: ‘Mijn broer betalingen moest verrichten aan Paarlberg’.

Uitlatingen van de getuige Jonathan Tobing dat binnen de familie verklaringen naar de politie zouden zijn afgestemd, noemde Endstra: ‘onzin’. Overigens was Tobing daarover niet specifiek; hij ging niet verder dan dat hij de overtuiging had dat Haico Endstra in algemene zin ‘regie’ had gevoerd.  

Endstra zei dat hij Anita Schuts had ‘gewaarschuwd’ voor de onbetrouwbaarheid van Tobing en ontkende dat hij het dossier Paarlberg in bezit had gehad.

In februari wordt een arrest van het gerechtshof in de zaak Paarlberg voorzien. Paarlberg kreeg in eerste aanleg vier en een half jaar cel.