Het juridische niemandsland (#2)

Door Inez Weski

In de Liberiaanse zaak tegen Gus Kouwenhoven, waar de verbalisanten als het ware het land waren binnengeslopen om aldaar getuigen te zoeken en te betalen zou de verdediging eindelijk die getuigen gaan horen. De rechter-commissaris weigerde echter Liberiaans recht toe te passen. Ik wendde mij dus tot de minister met mijn bezwaren, waarna de Nederlandse rechter-commissaris deze minister is gaan toezeggen, dat men geen eed zou afnemen. 

En dus zou men geen Liberiaans recht hoeven toe te passen of een plaatselijke rechter-commissaris in hoeven te schakelen. Er zou slechts een ‘vrijwillige eed’ worden afgenomen. Right.

Getuigen konden dus niet onder dreiging van meineed of een bevel medebrenging worden gehoord en konden daardoor straffeloos sociaal, culturele, maatschappelijke, politieke, economische en geografische wartaal vertellen, wetende, dat de Nederlandse rechter-commissaris en de Nederlandse politie geen rechtsmacht hadden in Liberia .

Die situatie werd nog versterkt door het feit, dat de rechter-commissaris ook weigerde de Liberiaanse advocaat van cliënt toe te laten. In diezelfde Liberiaanse zaak, diende o.a. een ex-generaal te worden gehoord in de VS.

De werkwijze van de Nederlandse rechter-commissaris was aldus:

• Niet toe te staan, dat een Amerikaanse advocaat ter vervanging vragen namens de verdediging kon stellen.
• Niet op voorhand meedelen en hoe dan ook zelfstandig zonder rechtvaardiging wel toe te staan, dat een Amerikaanse opsporingsambtenaar, bij die verhoren aanwezig mocht zijn.
• Op vragen van de verdediging inzake het toegepaste recht slechts aan te geven, dat het verhoor gedeeltelijk onder toepassing van Amerikaans recht en gedeeltelijk Nederlands recht heeft plaats gevonden maar te weigeren mede te delen op welke deel en welke handeling binnen dat verhoor welk recht dan van toepassing dan was.
• Aan te geven, dat door de Amerikaanse autoriteiten condities aan het verhoor zouden zijn verbonden, maar te weigeren mee te delen wat die condities dan waren en in hoeverre deze van invloed waren op de beslissingen van de rechter-commissaris om geen Amerikaanse raadsman toe te laten.
• Een groot aantal van de door de verdediging schriftelijk gestelde vragen te beletten, zonder daarbij enige duidelijke en aanvaardbare reden te noemen.
• Een groot aantal van de door de verdediging schriftelijk opgegeven vragen niet te stellen, waarbij slechts als reden werd opgegeven, dat deze ‘niet relevant’ werden geacht, zonder daarbij op het verzoek van de verdediging om de daarbij gehanteerde maatstaf te onthullen, of überhaupt zelfs te willen reageren, enz, enz..

Tja, aldus valt voor de verdediging nimmer enige vraag over de grens te stellen.