‘Irriteer de rechter niet met getuigenverzoek’ (COLUMN)
De advocatuur raakt verder en verder op achterstand. Was het tot voor enige tijd zo dat de advocaten de positie van hun cliënten met hand en tand konden verdedigen, daaraan wordt meer en meer afbreuk gedaan door de wetgever en de rechterlijke macht.
Door Jan Boone
Het gaat zo ver dat advocaten in opleiding (stagiaires) die les krijgen van ervaren rechters en hoogleraren in het strafrecht, wordt voorgehouden dat zij op moeten passen de rechter te irriteren. Dit is met name het geval bij het opgeven van getuigen, die de advocaat noodzakelijk vindt voor de verdediging van zijn cliënt.
De rechter beoordeelt of die getuigen ook werkelijk moeten worden toegewezen aan twee criteria. Het eerste is dat er sprake moet zijn van het verdedigingsbelang, het tweede of het horen van die getuigen noodzakelijk is naar het oordeel van de rechter. Daarbij komt dat de advocaat die verzoeken tot het horen van getuigen steeds moet motiveren, alvorens de rechter zijn oordeel velt.
Achterstand
Het vreemde is nu dat nergens in de wet staat dat de advocaat in zijn verzoek tot het horen van de door hem noodzakelijk geachte getuigen moet opschrijven waarom die getuigen dan gehoord moeten worden. Dit in tegenstelling tot de officier van justitie en in hoger beroep de advocaat-generaal, die elke getuige kan oproepen of laten horen door de politie, of ter zitting.
Dit levert een grote achterstand op voor de verdachte in zijn verdediging. Het afwijzen van getuigen is nu immers meer regel dan uitzondering.
Ongelofelijk
Bijna ongelofelijk wordt het hele verhaal als stagiaires in hun opleiding niet alleen van rechters of hoogleraren in het strafrecht te horen krijgen dat zij de rechter niet moeten irriteren, maar ernstig wordt de kwestie als lesgevende rechter de advocaten in opleiding uitlegt dat zij sommige getuigen beter niet kunnen opgeven, omdat die toch niets zullen bijdragen aan de waarheidsvinding.
Hier wordt advocaten in opleiding aangeraden op voorhand al geen getuigen of onderzoekswensen te formuleren, omdat de rechter ze toch wel af zal wijzen. Mijn ervaring in 43 jaar advocatuur is het tegengestelde van wat hier door deze “leraren” wordt gepropageerd. In veel zaken is immers gebleken – bijvoorbeeld in de A-73 moord – dat juist de getuigen die aanvankelijk werden afgewezen, in een later stadium toch werden gehoord en die hebben geleid tot de vrijspraak van verdachten die waren veroordeeld tot 20 en 23 jaar gevangenisstraf.
Mentaliteit
Die situatie heb ik samen met Doedens, Hiddema, Spong en natuurlijk Max Moszkowicz, 40 jaar geleden met grote moeite in het voordeel van de verdachte kunnen veranderen. Maar kennelijk is de situatie weer net zo als 40 jaar geleden.
Ik kan mij nog herinneren dat in een van mijn eerste strafzaken een president van de strafkamer in Utrecht mij toevoegde: ‘meneer Boone, wat maakt u zich toch druk, wij weten heus wel wat goed is voor uw cliënt.’
Die mentaliteit, begrijpt u?
Griezelig
Echt griezelig wordt het als in diezelfde opleiding van jonge advocaten door de “opleiders” wordt medegedeeld dat zij op moeten passen voor hun “reputatie”. De jonge advocaten die op deze wijze worden opgeleid en in het “ons-kent-ons” stramien terechtkomen, zullen wel oppassen om rechters te wraken, getuigen op te roepen, onderzoekswensen op te geven, eigen onderzoek te doen, te twijfelen aan psychiatrische rapportages of rapporten van het NFI, contra-expertises te vragen, etcetera, etcetera. Kennelijk moet de advocaat de rechter niet tegen de haren instrijken.
Maar het gaat niet om het belang van de advocaat, maar om het belang van de verdachte. Elke advocaat die daar anders over denkt is geen knip voor zijn neus waard. De advocaat die zich in zijn opleiding laat leiden door dit soort stellingen, verdient het niet om als advocaat in het strafrecht aan de gang te gaan.
Jan Boone is strafrechtadvocaat in Wijk bij Duurstede.