Misstanden NFI: confrontatie met de werkelijkheid? (COLUMN)

Eerder deze zomer werden we geïnformeerd over misstanden bij het NFI, meer specifiek de afdeling Microanalyse Invasieve Trauma’s (MIT). Het is de club die zich bezig houdt met het onderzoek aan steek- en slagverwondingen bij overleden slachtoffers.

Door Ruben Poppelaars

Begin 2017 heeft een klokkenluider melding gemaakt van protocollen die op deze afdeling worden geschonden. Een onderzoekscommissie doet hier nu onderzoek naar. Wat die schending precies inhoudt en wat dit voor gevolgen heeft gehad voor de betrouwbaarheid van de rapportages die door deze afdeling zijn opgemaakt, is niet bekend. Wel maak ik uit het Besluit tot oprichting van de voornoemde onderzoekscommissie op dat het de uitvoering van de onderzoeksmethode betreft.

De gedachte dat eventuele misstanden van invloed kunnen zijn geweest op de betrouwbaarheid van de inhoud van rapportages lijkt daarmee niet puur hypothetisch. Tot overmaat van ramp is nu ook nog gebleken dat het OM reeds een jaar op de hoogte was van die misstanden, zonder deze informatie te delen. In drie concrete zaken werd het OM door de onderzoekscommissie geïnformeerd over het onderzoek, maar dit werd niet gedeeld met de advocaten.

Deze gang van zaken vormt weer een schok op zich. Het vertrouwen in het NFI is geschaad. Het vertrouwen in het OM is geschaad. Allemaal open deuren die ik hier niet ga intrappen. Ik vraag mij alleen af of de pijn niet veel dieper ligt? Vormt deze gebeurtenis niet een besef dat de controle op de conclusies van een deskundige in een strafproces vaak tekort schiet?

Het Nederlands Forensisch Instituut is hét onderzoekslaboratorium in Nederland. Ook internationaal geniet het de nodige aanzien. Het is dan ook niet gek dat het NFI verantwoordelijk is voor veel deskundigenrapportages in strafzaken. Deze deskundigenrapportages beslaan allerhande soorten forensisch onderzoek. Afhankelijk van het soort onderzoek dat wordt verricht, wordt in meer of mindere mate uitgelegd welk onderzoek is verricht en op welke wijze dat wordt gedaan, om vervolgens tot een conclusie te komen.

Nu is al jaren bekend dat de controle van de inhoud van de deskundigenrapportages op zijn minst genomen een moeilijkheid is binnen de strafrechtspleging. Deskundigen worden immers ingeschakeld om vraagstukken te beantwoorden, waarvan advocaten, officieren van justitie en rechters geen kaas hebben gegeten.

Hoe kunnen we dan controleren of de werkwijze en de conclusies uit de onderzoeksresultaten kloppen? Het is een dilemma dat al vaak aan de orde is geweest, maar een echte oplossing is er nog niet voor. Nou ja, een oplossing zou kunnen zijn contra-expertise te laten verrichten. Dit neemt echter nog steeds niet weg dat de juristen de eventuele discussie die daarop volgt, moeilijk op inhoud kunnen beoordelen. We zijn dus tot op bepaalde hoogte afhankelijk van de deskundigen. Die afhankelijkheid brengt met zich dat het vertrouwen in die deskundigen groot moet zijn. De wet- en regelgeving die ziet op de kwaliteit van de deskundige, is ook gericht op het rechtvaardigen van dit vertrouwen.

Het vertrouwen dat we met zijn allen in deskundigen hebben, dient echter niet tot gevolg te hebben dat we die afhankelijkheid vergeten. Met het besef van die afhankelijkheid kun je verschillende dingen doen. Je accepteert het, gaat uit van de betrouwbaarheid en slikt voor zoete koek wat er wordt gerapporteerd, of je kijkt juist kritisch naar de inhoud van de rapportage. Die kritische blik dient dan niet slechts te zijn gericht op de conclusie die is getrokken, maar ook op de methodiek die is gevolgd. Transparantie daarover is daarvoor vereist. Ik vraag mij af of het niet zo is dat de misstanden bij het NFI juist tot het besef heeft geleid dat er te veel volgens optie één is gehandeld.

Ik denk dan ook dat de les, die we met name uit deze gebeurtenissen moeten trekken, is dat we kritisch moeten blijven op de inhoud van deskundigenrapportages. Die kritische blik moet zijn grondslag niet vinden in wantrouwen jegens een deskundige, maar in het plichtsbesef om te garanderen dat bewijsmiddelen die in een strafzaak worden gepresenteerd, ook aantoonbaar betrouwbaar zijn. Als een gerechtelijke dwaling ontstaat vanwege onjuiste conclusies in een deskundigenrapportage, dan betreft het niet zo zeer een falen van de deskundige, maar veel meer een falen van de strafrechtspleging in zijn geheel.

Mr. ing. Ruben Poppelaars is strafrechtadvocaat en specialist in het forensisch onderzoek, vanwege zijn ingenieurstitel in dat vakgebied, bij TDNL Strafrechtadvocaten en auteur van het boek ‘Op dood spoor’.