De verkeerde kinderporno-software

Het Nederlands Forensisch instituut (NFI) en Microsoft slaan nogal op de trommel met de nieuwe software PhotoDNA. Het NFI gaat PhotoDNA testen om te bezien in hoeverre het programma het onderzoek naar kinderporno efficiënter kan maken. PhotoDNA maakt het mogelijk om dezelfde afbeeldingen te vinden ondanks verschillen in grootte of bestandstype. Maar om kindermisbruikers en plaatsen delict op te sporen is dit niet het juiste programma.

Door Wim van de Pol

Met PhotoDNA kunnen in grote fotoverzamelingen van verdachten snel dubbelingen worden vastgesteld. Rechercheurs hoeven dus veel minder vaak dezelfde afbeelding te bekijken, wat minder tijdrovend is is en minder emotioneel belastend. Verder kunnen grote verzamelingen foto’s en films snel worden vergeleken en gesorteerd.

Het programma vergelijkt de pakketjes informatie die samen een plaatje of een filmpje vormen. Zo kan een onverdachte foto gerelateerd worden aan een compromitterende foto, bijvoorbeeld als het hoofd van een dader op een bepaalde foto verwijderd is.

Het NFI werkt aan de vereiste validatie om de resultaten ook te mogen gebruiken in de bewijsvoering. Facebook en Flickr gebruiken het programma om foto’s die geplaatst worden te vergelijken met de database van het National Child Victim Identification Program.

Microsoft stelt de software gratis ter beschikking, niet onbelangrijk.

Er zijn programma’s op de markt die een veel krachtiger middel in de opsporing van kinderporno-verdachten vormen. 

Deze programma’s hebben een adaptieve database die bij nieuwe patronen op een beeld automatisch de database aanpassen en dat opslaan in eigen code. 

Hiermee is het mogelijk te zoeken op een beeld zelf, dus niet slechts op een specifieke foto of een video van een kinderpornografische afbeelding. Zo kan een stukje beddesprei, een gordijn of een patroon in het behang dat met verschillende camera’s is vastgelegd tijdens kindermisbruik razendsnel worden gevonden.

Morhing- en aging-functies maken het mogelijk veroudering mee te nemen in een zoektocht door miljarden plaatjes en films. Zo kunnen daders op latere leeftijd alsnog worden geïdentificeerd. 

Bekendste is het programma Childbase, dat in Nieuw-Zeeland, Hong Kong, Groot-Brittannië en Canada al draait. Verschillende landen hebben ondanks een voorstel om Childbase wereldwijd in te voeren – door Groot-Brittannië gedaan op de G8 in Genoa in 2001 – dit niet gedaan.

‘Landen waren huiverig om Childbase over te nemen omdat niet duidelijk was wie of wat er boven water zou komen,’ zegt een programmeur die in Canada Childbase hielp ontwikkelen. ‘Landen wilden niet de regie bij de opsporing van kinderporno uit handen geven.’

De kinderporno-specialisten van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) in Nederland wilden volgens hem Childbase heel graag invoeren. In zowel 2004 als 2007 werd het project echter na intensieve voorbereiding vlak voor de operationale testfase afgeblazen omdat het budget werd ingekrompen. 

Op dit moment probeert het KLPD te werken met software (Zeus) die zelf is ontwikkeld, door een samenwerking van TNO en de Universiteit van Amsterdam. Maar volgens een bron werkt dat nog lang niet ‘niet optimaal’.

De vraag is waarom de Nederlandse justitie en politie zich niet al in 2004 zich bij Childbase aansloten. 

Meer over Childbase en het treuzelen met invoeren van anti-kinderporno software hier

Kijk naar een NFI-filmpje over PhotoDNA:

{youtube}5YCajNLS3RE{/youtube}