De bureaucratie bij de politie

‘Drie decennia geleden begon ik als aspirant-agent aan de politieopleidingsschool in Amsterdam. Na de studie en een mentorperiode werd ik geplaatst aan bureau IJ-tunnel in Amsterdam-Oost. Het eerste wat ik van ervaren collega’s leerde, was dat je in dit werk vooral pragmatisch moest zijn. De enorme bureaucratie bij de politie werkte verlammend.’ Dat schrijft John van den Heuvel in De Telegraaf.

‘De administratieve afhandeling van een winkeldief kostte minstens een paar uur. Voor een procesverbaal tegen een dronken automobilist zat je inclusief verhoor minstens vier uur achter je Olympus schrijfmachine. Dat maakte de agenten van bureau IJ-tunnel erg creatief. Als personeel van de HEMA in de Linnaeusstraat belde dat voor de zoveelste keer een winkeldief was aangehouden, reden we er natuurlijk naar toe om de verdachte – meestal een drugsverslaafde – op te halen.

Maar een ritje terug naar het politiebureau was zinloos. De dief zou na een half uur op straat staan, terwijl wij uren zaten te typen. We reden daarom meestal naar een ver en verlaten gebied aan de stadsgrens, waar de winkeldief uit de auto werd gezet. Een looptocht van minstens een uur naar de bewoonde wereld was zijn straf.

Ik geloof niet dat deze ‘oplossing’ vandaag de dag nog wordt toegepast. En terecht. Maar de bureaucratie bij de politie is na 30 jaar onverminderd groot. De schriftelijke afhandeling van simpele aanhoudingen of het verbaliseren van strafbare feiten of verhoren duurt eindeloos lang. De ellende wordt vergroot door dramatisch slechte computersystemen, die de gebruikers – agenten en rechercheurs – regelmatig tot wanhoop drijven. Het beperkt enorm de slagvaardigheid van de politie.

Inmiddels maken gewone burgers, maar ook ondernemers zich grote zorgen. De afgelopen twee weken was ik gastspreker bij twee veiligheidscongressen in Hoofddorp en Beverwijk. Ondanks spannende voetbalwedstrijden op tv kwamen bijna vierhonderd ondernemers bijeen om te praten over criminaliteit.

In een aantal workshops werden tips gegeven welke maatregelen bedrijven zelf kunnen nemen om te voorkomen dat ze slachtoffer worden van inbraken, overvallen, interne fraude of cybercrime. Inmiddels is iedereen zich er wel van bewust dat het bestrijden en voorkomen van misdaad niet alleen op het bordje van politie en justitie kan worden gelegd. Maar natuurlijk verwachten ondernemers en gewone burgers ook steun van de politie. Die verwachtingen worden nog eens opgeklopt door politici, die beweren dat een enorme reorganisatie van de korpsen straks voor meer blauw op straat en dus voor meer veiligheid zorgt.

Maar de oprichting van de nationale politie is, zoals ik in een van mijn vorige columns al voorspelde, voorlopig uitgesteld. Dat betekent dat al die fraaie doelstellingen nog héél ver weg zijn. Een enkeltje stadsgrens met een winkeldief mag dan verleden tijd zijn, de bureaucratie bij veel korpsen zeker niet. Door de nu al haperende reorganisatie dreigt de politiezorg eerstvolgende jaren eerder af dan toe te nemen. Aan minister Opstelten en staatssecretaris Teeven de schone taak dát te voorkomen.’