Stilzitten als je geschoren wordt (COLUMN)

Het is niet strafbaar om medewerking aan het nemen van vingerafdrukken en foto’s te weigeren op het politiebureau. Dat blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad. De politie gebruikt haar identificatiebevoegdheden vaak ten onrechte bij de registratie op het bureau.

Door Pelle Tuinenburg

De politie wil van iedereen die als verdachte op het politiebureau komt foto’s maken en vingerafdrukken nemen onder het motto de identiteit van de verdachte vast te stellen -ook als die verdachte niet wordt aangehouden. Deze wijze van vaststellen van de identiteit wordt ook wel ‘progrissen’ genoemd – naar het (oude) systeem waarmee voorheen een identiteit werd vastgesteld – of populairder: ‘door de wasstraat halen’. Hiertoe staan inmiddels zo’n 300 “Identiteitszuilen” (Progris-zuilen) op verschillende politiebureaus. Tot voor kort bestond er discussie over de vraag of de verdachte mee zou moeten werken aan deze wijze van het vaststellen van zijn identiteit of dat hij zich hier tegen zou mogen verzetten. Het antwoord op deze vraag heeft de Hoge Raad afgelopen week gegeven en luidt simpel gezegd: geen van tweeën.

De bevoegdheid om de identiteit van een verdachte vast te stellen middels de Identiteitszuil is gebaseerd op artikel 55 c Wetboek van Strafvordering (WvSv). Deze bevoegdheid wordt steevast voorgedaan als een verplichting, waarbij de politie zich beroept op de wet, op interne richtlijnen of op de stelling dat men niet door kan als u niet meewerkt en u dus langer op het bureau moet blijven. Allemaal niet waar.

In Nederland bent u verplicht zich te kunnen legitimeren. Dat kan met een geldig paspoort, rijbewijs, ID-kaart, of andere geldige documenten. Indien u als verdachte wordt aangemerkt, geldt hetzelfde, maar is de wijze van identificeren uitgebreid met het afnemen van vingerafdrukken. Artikel 55 c WvSv is het artikel waarop de politie zich baseert als zij gelaatsfoto’s en vingerafdrukken wil afnemen. Het artikel ziet op het ‘vaststellen van de identiteit’ van een verdachte. Voor een verdachte van lichtere vergrijpen volstaat legitimatie aan de hand van een ID-kaart, rijbewijs, paspoort e.d.. Bent u daarentegen verdachte van een ‘zwaarder’ vergrijp, dan komt u in aanmerking voor de “wasstraat”, ook al wordt u alleen verhoord zonder dat u wordt aangehouden. Van een “zwaarder” vergrijp is overigens al heel snel sprake (bijvoorbeeld mishandeling, winkeldiefstal, etc.).

Volgens de wet is het strafbaar om ‘niet te voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden of medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken (etc)’. Als u dit leest, denkt u (en de politie ook) dat u wel mee moét werken aan het afnemen van vingerafdrukken. Dat is dus op grond van de uitspraak van de Hoge Raad niet het geval.

Die uitspraak komt in grote lijnen op het volgende neer: Een verdachte mag niet worden gedwongen om aan zijn eigen veroordeling mee te werken (het “nemo-tenetur”-beginsel). Daarop bestaan uitzonderingen, maar voor die uitzonderingen gelden strikte voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat de wet uitdrukkelijk zegt dat de verplichting om mee te werken wél bestaat. Deze verplichting dus niet op eigen initiatief door het OM of de politie worden geschapen (dit zou in strijd zijn met het zgn. “lex certa”-beginsel). De Hoge Raad stelt nu dat artikel 55c WvSv de verplichting om mee te werken aan het afnemen van vingerafdrukken niet bevat. Daarom is het volgens de Hoge Raad niet strafbaar om niet te voldoen aan de verplichting om zich te legitimeren middels het afstaan van vingerafdrukken. Artikel 55 c WvSv schept een bevoegdheid voor de politie, maar geen verplichting voor een verdachte.

Het niet meewerken aan het nemen van vingerafdrukken is dan ook niet strafbaar, als de bevoegdheid op artikel 55c WvSv wordt gebaseerd. Laat dit dan ook niet zomaar gebeuren.

De politie kan u wel trachten te bewegen tot medewerking en de Hoge Raad zegt dat u de ‘feitelijke toepassing’ zult moeten dulden, en daar wordt het spannend. Want als u zich hiertegen met geweld verzet (en dat zal snel het geval zijn) maakt u zich schuldig aan wederspannigheid. Het advies is dan ook: geen geweld gebruiken, niet duwen of trekken, maar de handen gevouwen houden en gewoon stilzitten als men u wil ‘wassen’. Dan doet u niets verkeerd en de onnodige en vernederende gang door de wasstraat wordt u bespaard.

Waarschuwing: rekent u zichzelf niet rijk. Op grond van artikel 29 c lid 2 WvSv kunt u namelijk wél worden verplicht mee te werken indien een rechterlijk ambtenaar u beveelt mee te werken aan het nemen van vingerafdrukken. Een officier van justitie is, ondanks alles, ook een rechterlijk ambtenaar. Hieraan niet meewerken is dus wél strafbaar.

Over het maken van foto’s spreekt de wet overigens alleen in artikel 55c WvSv en dat betekent dat u dit in geen geval hoeft te accepteren, ook niet als de officier van justitie dit zou bevelen.

Tot slot: De politie zal zich in de uitoefening van haar taak moeten houden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit houdt in dat de politie zich steeds moet afvragen of 1) datgene wat zij doet in verhouding staat tot de inbreuk die wordt gemaakt  op de persoon om wie het gaat, en 2) het beoogde doel niet op een andere manier kan worden bereikt. Gaat het om vaststellen van de identiteit, dan zou dit dus moeten plaatsvinden op de wijze die de Wet op de Identificatieplicht voorschrijft: gewoon een ID-kaart, paspoort of rijbewijs opvragen. Al het overige zal al snel neerkomen op registratie in plaats van identificatie. Daar is artikel 55 c WvSv niet voor bedoeld.

Pelle Tuinenburg is strafadvocaat bij JSTW Advocaten