Weski: De ontoetsbare bronnen van de AIVD

Door Inez Weski

Recent werd ” binnengevallen” in Somalische belwinkels in Rotterdam op basis van informatie van de AIVD. Wat de bron van de AIVD was zal wel nooit worden onthuld. Laat staan of deze betrouwbaar was. In de zaak van afgelopen jaar voor de rechtbank Haarlem was mijn cliente een AIVD medewerkster. Zij had volgens de AIVD naar de Telegraaf gelekt over de start van de Irakoorlog.

De eindigde in vrijspraak maar mij werd duidelijk hoe fragiel het systeem van informatievoorziening door de AIVD en de toetsing daarvan door het openbaar ministerie is. En hoe onmogelijk die toetsing is voor een rechter en de verdediging.

Ik citeer uit het kopje “An Intelligence Failure” uit het Amerikaanse Silberman Robb rapport: The Intelligence Community’s errors were not the result of simple bad luck, or a once-in-a-lifetime “perfect storm,” as some would have it. Rather, they were the product of poor intelligence collection, an analytical process that was driven by assumptions and inferences rather than data, inadequate validation and vetting of dubious intelligence sources, and numerous other breakdowns in the various processes that Intelligence Community professionals collectively describe as intelligence “tradecraft.” In many ways, the Intelligence Community simply did not do the job that it exists to do.

The perfect storm waarbij elke “toevallige” doelwit als “innocent bystander” wordt weggevaagd.

In Nederland stelt de AIVD van hun (internationale) bron(nen) ambtsberichten op, verstrekt deze aan de landelijk officier van justitie, die de berichten op juistheid (niet op waarheid) toetst en dan doorgeeft als startinformatie aan de opsporingsdiensten.
De AIVD kan echter zelf bepalen wat als staatsveiligheid en dus als A-taak moet gelden en aldus buiten het zicht van de buitenwereld mag worden onderzocht. Daar is in feite geen onafhankelijke toetsing van.

Het gaat dan om: ‘het verrichten van onderzoek m.b.t. organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat’.

De overheid met de linker geheime AIVD arm, die met de landelijk officier van justitie als doorgeefluik alles mag overdragen aan de publieke opsporingsrechterarm.

In de Haarlemse zaak heeft de rechtbank geoordeeld over het functioneren van die landelijk officier van justitie: ‘De rechtbank is van oordeel dat de landelijk officier van justitie de juistheid van het van het ambtsbericht van 11 juni 2009, dat de start vormde voor het opsporingsonderzoek tegen verdachte en haar medeverdachte, mede gelet op de te verwachten aanzienlijke strafvorderlijke consequenties ervan, had behoren te verifiëren aan de hand van de onderliggende stukken vóórdat het ambtsbericht werd uitgebracht aan het openbaar ministerie.’

Uit het onderzoek bleek, dat de landelijk officier van justitie samen met de AIVD de ambtsberichten had opgesteld en de verdenking had geformuleerd en de inhoud niet eerst had getoetst.

Om te illustreren hoe fragiel die toetsing daadwerkelijk is, citeer ik uit de verhoren van de landelijk officier van justitie in die Haarlemse zaak:

‘Ik toets een ambtsbericht op de juistheid en niet op de rechtmatigheid, dat doet de Cimissie Toezicht Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. (…) Bij mijn toetsing stel ik niet het waarheidsgehalte vast. (…) De vraag of het waar is is door u zelf en door de strafrechter vast te stellen. (…) Ik heb de onderliggende stukken niet op juistheid gecontroleerd. Ik controleer het ambtsbericht alleen op juistheid.’

Je vraagt je af welke vervolgcursus Nederlands deze persoon heeft gevolgd?

Hij zegt vervolgens nog tegen de rechter-commissaris: ‘Ik weet niet of ik bij de dienst heb nagevraagd of bepaalde informatie bij anderen bekend was.’

En:

‘Bij sommige van de andere ambtsberichten in dit onderzoek ben ik vooraf geconsulteerd en heb ik meegekeken naar de formuleringen. (…) In sommige gevallen heb ik vooraf kennis genomen van de onderliggende stukken en in die gevallen kon ik ook meepraten over de inhoud. Het staat mij niet bij wat per ambtsbericht mijn inbreng is geweest.’

Wat bleek, de AIVD meende, dat ook als staatsgeheim moest worden geacht hetgeen al openbaar was geworden.

De startinformatie voor de Irak oorlog bleek uiteindelijk een enkele bron over een vermeend wapenarsenaal te zijn, die steeds weer door de verschillende inlichtingendiensten werden hergebruikt en overgenomen als bron.

Leden van de Nederlandse regering bleken daarover volgens de commissie Davids, bovendien buiten de inlichtingendiensten om hun eigen informatie van het buitenland te krijgen, die ondanks twijfels daarover van de AIVD en MIVD, ongefilterd als waar aan de Tweede Kamer werden voorgehouden.

In de Haarlemse zaak werd eveneens duidelijk hoe gemakkelijk conclusies als feiten bleken te worden gepresenteerd. Een verschijnsel, dat ook in gewone strafzaken een zorgwekkend niveau heeft bereid.

Een anonieme melding en nagaan of een bepaald persoon inderdaad zo heet en daar woont is vaak genoeg om binnen te komen vallen.

Waarom heeft de wetgever een landelijk officier van justitie als gatekeeper in het leven geroepen na de IRT affaire, als deze gewoon als het ware gehurkt achter die schutting van de geheimhouding naast AIVD’ers plaatsneemt, die een manshoog logo “staatsgeheim” als niemand kijkt op alles dat beweegt lijken te stempelen.

Wee degene, die onverhoopt langs zo’n politieke schutting loopt.