Het is uit met de bewaarplicht telecom

De kortgedingrechter in Den Haag heeft de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens buiten werking gesteld. De rechter gaat in zijn vonnis uit van het beginsel dat de bewaarplicht noodzakelijk en effectief is om zware criminaliteit te bestrijden. De wet maakt inbreuk op het recht op eerbiediging van privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. 

Grondrechten

De wet schrijft voor dat providers en telecombedrijven belgegevens een jaar moeten opslaan. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verkeersgegevens over locatie, bellende en gebelde nummers en duur van de gesprekken. De rechter oordeelt nu dat in de huidige wet deze inbreuk op de privacy niet is beperkt tot het strikt noodzakelijke. En daarmee is de wet in strijd met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en moet daarom van de rechtbank buiten werking worden gesteld. Ook plaatst de kortgedingrechter vraagtekens bij het ontbreken van een rechterlijke toetsing voordat opgeslagen gegevens kunnen worden opgevraagd.

Hof

Het kort geding tegen de staat werd aangespannen door onder andere privacygroepen, providers, de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en de Nederlandse Vereniging van Journalisten. In april vorig jaar verklaarde het Hof van Justitie van de Europese Unie de Europese richtlijn waarop de Nederlandse wetgeving is gebaseerd al ongeldig. Hierop gaf het kabinet al aan van plan te zijn de wet aan te passen met het nieuwe wetsvoorstel Dataretentie.

Schadevergoedingen

Politie en justitie kunnen nu niet meer bij providers bijvoorbeeld historische locatiegegevens van een telefoon van een verdachte opvragen. Dat gebeurde vaak bij onderzoeken naar zware criminaliteit of levensdelicten.  Volgens privacyorganisatie Bits of Freedom (Bof) kunnen telecomproviders forse schadevergoedingen eisen van de overheid omdat ze door de wet gedwongen zijn investeringen te doen voor de opslag van de gegevens.