‘Advocaat mag meer tijdens verhoor van verdachte dan politie denkt’

‘Advocaat mag meer tijdens verhoor van verdachte dan politie denkt’

Een advocaat heeft in het bijstaan van een verdachte tijdens een verhoor meer recht om in te grijpen dan de politie soms toestaat. Dit stelt strafrechtadvocaat Michael Berndsen. Dit komt, omdat de Nederlandse regels nog niet zijn aangepast aan Europese richtlijnen. ‘Ook tussentijds overleg moet worden toegestaan.’

Beeld: Strafrechtadvocaat Michael Berndsen van bureau Meijers Canatan.

door Joost van der Wegen

Opmerkingen

Volgens de wettelijke regels die de politie hanteert, mag de raadsman eigenlijk alleen aan het begin en einde van het verhoor opmerkingen maken, schrijft Berndsen in een blog. Tussendoor mag hij alleen verduidelijking vragen of aangeven dat een verdachte iets niet begrijpt.

De advocaat licht toe wanneer de advocaat hiervan mag afwijken, volgens de wet: ‘In uitzonderlijke gevallen mag hij ingrijpen, als ontoelaatbare druk wordt uitgeoefend door de verhoorders. De raadsman moet zich volgens die regels richten tot de rechercheurs en zou dus niet eens tussendoor iets tegen zijn cliënt mogen zeggen.’

Ruimte

In de praktijk bestaat er doorgaans meer ruimte, maar soms houdt de politie vast aan deze regels en ontstaan er discussies. Daarom benadrukt Berndsen dat de strenge regels van de politie inmiddels zijn ingehaald door hogere regels: ‘Sinds een aantal jaren is duidelijk dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) de raadsman veel ruimere bevoegdheden geeft. En omdat een internationaal verdrag hoger staat dan de nationale regels, gaat dat verdrag voor.’

De raadsman mag, aldus het Europese Hof, de verdachte tijdens het verhoor actief bijstaan en ingrijpen om de rechten van de verdachte te verdedigen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld ook om het zwijgrecht.

Beperkt

De Nederlandse regels zijn dus te beperkt, aldus Berndsen. ‘De raadsman mag zich wel degelijk actief opstellen, zich richten tot zijn cliënt en ingrijpen tijdens alle fasen van het verhoor. Zijn optreden moet gericht zijn op het dienen van het belang van de cliënt en het uitoefenen van zijn rechten.’

Waar de grenzen precies liggen, is niet helemaal duidelijk. ‘Daarom moet dit per geval worden beoordeeld. Als een verdachte bewust heeft gekozen om te zwijgen, maar zich toch telkens laat verleiden om antwoord te gaan geven, mag de advocaat hem herinneren aan het zwijgrecht. Ook als dat twintig keer gebeurt. Ook tussentijds overleg moet worden toegestaan. Blikken wisselen met de raadsman om een vraag wel of niet te beantwoorden hangt ook rechtstreeks samen met het krijgen van goede rechtsbijstand en het recht op een eerlijk proces.’