De laffe aanpak van de Angels

‘De verleiding is wel heel erg groot om het op dit plekje nog een keer over de Hells Angels te hebben, die vorige week van het Amsterdamse stadsbestuur als ‘kerstbonus’ een cheque van vierhonderdduizend euro ontvingen. Dat zal afgelopen weekeinde weer een gezellig feest zijn geweest in het clubhuis, waar de ‘brothers’ vast krom lagen van het lachen. Iedereen bezuinigt, maar een paar Angels kreeg de jackpot in de schoot geworpen.’

Dat schrijft John van den Heuvel in De Telegraaf.

 

‘De laatste biervaten gingen leeg, want volgende maand al dragen de Hells Angels het terrein over. Dat is immers de deal met de gemeente Amsterdam. In ruil voor het verlaten van het clubhuis mogen de Angels vier ton verdelen. Andere ondernemers op hetzelfde bedrijventerrein moeten ook opkrassen maar worden met een paar duizend euro afgescheept. Wat een slappe, om niet te zeggen laffe aanpak.

Volgens het gemeentebestuur kunnen nu woningen en bedrijfspanden op het terrein worden gebouwd. Burgemeester Van der Laan belooft er alles aan te doen een nieuw clubhuis van de Hells Angels buiten de stad te houden. Een nobel streven, maar deze toezegging kan hij nooit waarmaken.

De Hells Angels beschikken nu over vier ton wit geld en kunnen in de hoofdstad vrolijk op zoek naar een nieuw pand met een horecabestemming. Op welke gronden wil Amsterdam het de Angels verbieden nieuw vastgoed aan te schaffen en daar hun clubhuis te vestigen?

Het belangrijkste wapen, de wet Bibob (een wet tegen witwassen van crimineel geld via de horeca), is bij voorbaat kansloos, omdat de financiering natuurlijk plaatsvindt met het door gemeente verstrekte kapitaal.

Gelukkig zijn er een paar wakkere Kamerleden die bij minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) aan de bel trokken. Het betalen van vier ton gemeenschapsgeld aan een motorclub, die om de haverklap in verband wordt gebracht met afpersing, moord en drugshandel, is krankzinnig.

Dat begrijpen de Haagse politici kennelijk beter dan de Amsterdamse raad, die ziende blind instemt met deze onzalige beslissing van het gemeentebestuur.

Dit weekeinde was er ook nog goed nieuws. Nadat een vermist vierjarig meisje vrijdagavond ook na speuracties zoek bleef, werd direct een Amber Alert uitgegeven. Voor het eerst werd een kenteken van een mogelijke vluchtauto van de dader – de vader van het meisje – op waarschuwingsborden boven de snelwegen getoond. Met succes, want dankzij een tip van een automobilist werd het kind ongedeerd teruggevonden.

Natuurlijk is een Amber Alert een uiterst middel, dat om zijn aandachtswaarde niet te verliezen, bedachtzaam moet worden ingezet. Maar recente kinderverdwijningen toonden aan dat opsporingsinstanties soms veel te lang treuzelden. Eindelijk lijken politie en justitie ervan doordrongen dat bij de opsporing van een vermist jong kind geen minuut verloren mag gaan.’