Bloedgabbers: ‘Ik was eindelijk miljonair’

Veel actie en couleur locale uit het Amsterdam van de jaren zeventig en tachtig in het tweede deel van de bekentenissen van Heineken-ontvoerder Jan Boellaard (69): Bloedgabbers. Boellaard stelde in zijn jaren in de gevangenis al lang geleden zijn herinneringen op schrift. Zijn broer George maakte er een kroniek van, die doorspekt is met passages uit de aantekeningen van Jan. Na het eerste boek Wij willen gangster worden, is de historie over de criminele jeugdvrienden van de “Epancratius-groep” nu beland bij de periode 1977-1982. Willem Holleeder komt er aanvankelijk nog niet aan te pas.

Door @Wim van de Pol

Op 16 oktober 1977 zat Cor van Hout op een koude en mistige ochtend achter het stuur van een schokkerig rijdende Opel Record.

Samen met Frans Meijer en Jan Boellaard zijn ze met machinepistolen en kogelwerende vesten op weg naar Brussel om daar bij hun favoriete wapenhandel een inbraak te plegen om uzi’s te stelen.

Ze komen niet ver omdat ze bij het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord de aandacht trekken van agenten in twee VW Kevers. Dat leidt tot een wilde achtervolging en schietpartijen. Het gaat door de IJ-tunnel, richting Amsterdam-Oost. Via de Schellingwouderbrug weten ze, opnieuw in Amsterdam-Noord, te ontkomen. Door de drie jonge criminelen is 146 keer op de politie geschoten, stelt de politie later vast.

Jan Boellaard vangt hier en daar tijdens de rit enkele kogels op in zijn onderrug en been. En hij heeft al snel liters bloed verloren. Die kogelwonden duiken nog een aantal keren op in het boek.

Aardappelschilmesje

Een ziekenhuis wordt niet bezocht. Direct na de schietpartij peutert Frans Meijer in een woning in de Staatsliedenbuurt met een aardappelschilmesje een kogelpunt uit Boellaard’s been. Enkele dagen later schaffen Meijer en Van Hout bij een handel in medische gereedschappen in de PC Hooftstraat een doosje met scalpels en een operatietang aan. Frans Meijer slaat opnieuw aan het snijden en tast met de tang diep in de rug van Boellaard. Dan durft Meijer niet verder meer te gaan. Het bloedbad wordt gestelpt. In een medische encyclopedie heeft Meijer gelezen dat stukjes kogel in het lichaam kunnen blijven en dan ingekapseld worden.

Miljonair

De overvallen die in Bloedgabbers staan beschreven zijn geen nieuws meer. In het eerste deel van de bekentenissen werden die overvallen opgebiecht. In Bloedgabbers komen de lotgevallen van de daders, en in sommige gevallen van de slachtoffers, gedetailleerd aan bod. Medewerkers van banken en girokantoren krijgen pistolen op het hoofd en worden in het Duits toegeschreeuwd (‘auf der Erde liegen…vort machen’). Pakketten en zakken met bankbiljetten worden zwetend overgegooid en (soms per snelle motorboot) vlot door en over Amsterdamse grachten getransfereerd.

In achterkamertjes in de Staatsliedenbuurt worden de briefjes gesorteerd en geteld. Op een dag in 1980, zo noteerde Jan Boellaard, was er na alweer een verdeling van geeltjes, vijfjes, tientjes en honderdjes, sprake van een mijlpaal: ‘…meer dan een miljoen gulden. Ik was eindelijk miljonair.’

Peter R. de Vries

Voor de liefhebbers van historische voetnoten in het drama van de Heineken-ontvoerders valt er hier en daar nog wat te halen in het boek.

Onder Boellaard en Meijer was eerst Cor van Hout de jongste bediende in de groep. En pas jaren later kon Holleeder aansluiten als partner in crime. Aan enkele van de laatste van de serie overvallen nam Holleeder echter al wel deel.

Het beroemde boek van Peter R. de Vries is volgens Boellaard deels historisch onjuist en onvolledig. De Vries liet op aandringen van Van Hout de serie overvallen weg uit het boek. Daardoor kreeg het er de schone schijn van dat Van Hout na een mislukt aannemersavontuur en een veroordeling voor het ontruimen van een kraakpand zich maar aan de Heineken-ontvoering heeft gezet.

Ongerustheid bij Holleeder

In het boek De ontvoering van Alfred Heineken plaatst De Vries het besluit om een ontvoering op poten te zetten in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 1982. Volgens Boellaard is dat een truc van Van Hout geweest van om ongerustheid bij Holleeder weg te nemen dat justitie hen alsnog zou gaan vervolgen voor de overvallen van 1982. Boellaard stelt dat de groep in 1982 nog volop met overvallen bezig was en niet aan ontvoeren dacht. Pas in de nieuwjaarsnacht van 1983 viel volgens hem het besluit over de ontvoering.

Boellaard was niet dol op “De Neus”. Maar Holleeder was in 1990 wel zo goed om in een gevangenis in Drenthe (waar de twee op zeker moment samen gedetineerd waren) met hulp van een gasbrander de littekens van Jan’s kogelgaten weg te werken. De recherche wilde namelijk Boellaard een paar vragen komen stellen over schietpartijen en overvallen in de jaren zeventig, en even onder zijn kleren kijken.

Nieuwjaarsrede

Het boek eindigt met de dagen die leiden naar het fatale jaar 1983, het jaar van de Heineken-ontvoering. Van Hout is inmiddels tot de leider van het viertal uitgegroeid en zal dan een (inmiddels traditionele) “nieuwjaarsrede” houden. Kort na de vrijlating van de ontvoerde Toos van der Valk spreken Jan, Frans en Cor elkaar op 17 december 1982 op hun terreintje aan de Heining, achter Halfweg. Cor wil een ‘project’ gaan onthullen in de nieuwjaarsnacht.

Jan Boellaard in Bloedgabbers:

‘We kunnen het toch wel met zijn drieën aan’, zei ik aan Flipper [Van Hout].

‘Nee dat kan niet’, zei Cor, ‘want ik ben iets groots van plan. Willem Holleeder is op oud en nieuw voor onze nieuwjaarstoespraak uitgenodigd en hij wordt helemaal bij de Epancratius-groep ingelijfd.’

Hoewel Jan en Frans het een ‘bedenkelijk’ idee vonden om Holleeder zomaar voor het nieuwjaarsfeest uit te nodigen drukte Cor zijn zin door. In de nieuwjaarsnacht van 1983 stelde Van Hout in zijn “nieuwjaarsrede” dat hij had bedacht dat de Heineken-ontvoering ‘de laatste klus die we in ons leven gaan uitvoeren’ zou zijn.