Bolivia mag cocablad blijven kauwen

Bolivia mag weer lid worden van de Internationale Conventie tegen Drugs ondanks dat het land de bepaling dat het kauwen van coca-bladeren verboden moet worden afwijst. Bolivia stelt dat het gebruik van cocabladeren (acullico in Aymara) geen drugsgebruik is en deel van de Boliviaanse cultuur. 

Een groot aantal landen maakte bezwaar tegen toetreding van Bolivia maar er was onvoldoende meerderheid voor. Daarvoor had een derde van de 184 landen die het verdrag in 1961 tekenden bezwaar moeten maken. 

In de Andes-landen Peru, Bolivia, Ecuador, Colombia en Argentinië kauwt al duizenden jaren een deel van de bevolking op cocabladeren in combinatie met een stukje as van verbrande aardappel, hetgeen een licht stimulerend effect oplevert, vergelijkbaar met dat van koffie. Er wordt ook coca-thee gedronken. Coca-gebruik is in die landen legaal.

Coca-blad is ook de belangrijkste grondstof voor cocaïne en wordt ook gebruikt in Coca Cola, maar de hoeveelheid is onzeker omdat het recept daarvan geheim is. Tot 1903 bevatte Coca Cola ongeveer 9 milligram cocaïne per glas.

De Verenigde Staten en sommige West-Europese landen waren tegen het toelaten van Bolivia tot de conventie, Nederland was voor. Overigens blijft de vrije export van coca verboden. In Bolivia wordt de uitzonderingspositie van het land als een groot diplomatiek succes gezien.