Celstraffen voor jonge valsemunters

Twee jongens van 18 en 17 jaar zijn door de rechtbank Breda veroordeeld tot deels voorwaardelijke celstraffen van 9 maanden en 5 maanden voor het uitgeven van vals geld. Ze verkochte nagemaakte biljetten aan medewerkers van het programma Undercover in Nederland.

Hoge Raad

De advocaat van de verdachten vond dat geen sprake was van valsemunterij omdat de medewerkers van Undercover in Nederland niets met de biljetten gedaan hebben en de Hoge Raad dit omschrijft als ‘uitgeven’ en het ‘in het verkeer brengen van valse bankbiljetten’. Volgens de rechtbank is door de verkoop het valse geld echter wel degelijk in het verkeer gebracht en daarmee in juridische zin ‘uitgegeven’. Dat de kopers op de hoogte waren van de valsheid van de biljetten en niet de intentie hadden het geld te gaan gebruiken doet hier niets aan af, aldus de rechter.

NS-Stations

Beide valsemunters spraken in maart af met de journalisten bij station Breda. In april volgden nog twee afspraken bij station Roosendaal tussen alleen de oudste verdachte en de journalisten. Deze verdachte onderhield ook de contacten met de afnemers. Bovendien werd hij in België al eerder veroordeeld voor fraude. Zijn straf valt daarom hoger uit dan die van zijn medeverdachte.

Eis

De officier van justitie eiste celstraffen van 18 maanden. De rechtbank gaat hier niet in mee, omdat de tenlastelegging in deze zaak slechts ziet op een drietal verkoopmomenten. Uit de overige inhoud van het dossier blijkt weliswaar dat beide verdachten waarschijnlijk vaker vals geld hebben verkocht, maar dat is niet ten laste gelegd en die omstandigheid kan in deze zaak niet zo zwaar meewegen dat een straf van 18 maanden op zijn plaats is. Daarnaast heeft de rechtbank onderscheid gemaakt in de rol die beide verdachten in deze zaak hebben gehad.