Politie in de fout: En wat dan?

Door Wicher Wedzinga

In het AD van 23 september 2013 staat een artikel over een student die door een agent van de politie Rotterdam in elkaar werd geslagen. Het artikel staat niet op zichzelf. De laatste tijd ligt de politie behoorlijk onder vuur. Niet alleen wegens (onnodig) geweld tegen burgers, maar ook wegens het manipuleren van het opsporingsonderzoek. Soms is er, in nauwe samenhang met het Openbaar Ministerie (OM), sprake van bijvoorbeeld het beïnvloeden van getuigen, het opnemen van “aangepaste” verklaringen van verdachten in het proces-verbaal, het verdonkeremanen van ontlastend bewijs of het niet doorrechercheren van alternatieve scenario’s.

Ybo Buruma, raadsheer bij de Hoge Raad, maakte van zijn hart geen moordkuil en pleitte in het Nederlands Juristenblad voor een 'algehele kwaliteitscontrole'. Naar het oordeel van NRC-journalist Folkert Jensma gaat dit niet ver genoeg. In zijn weblog in het NRC van 7 september j.l. hekelt hij met name de slappe aanpak door de rechter.

Correctie

Het artikel van Jensma behoeft correctie. Mijn kritiek op zijn schrijfsel richt zich vooral op het feit dat Jensma zijn pijlen te veel op de rechter richt en kennelijk over het hoofd ziet dat het OM veeleer de 'boosdoener' is. Laat ik om te beginnen zeggen dat ik het eens ben met Jensma dat in zaken waarin de politie in de fout gaat veel onder het tapijt wordt geveegd en als dat niet gebeurt is de straf vaak opvallend mild. De tapijtvegers moeten echter vooral bij het OM worden gezocht. Politie en OM vormen vaak twee handen op één buik. Ze werken nauw samen bij de opsporing en tijdens de vervolging en dat cultiveert een zekere verwantschap die kan doorslaan in protectionisme. Jensma zou dus eerder het OM het vuur aan de schenen moeten leggen. Daar ligt de kern van het probleem. Het OM heeft (te) veel macht en wordt nauwelijks gecontroleerd in ons strafvorderlijk systeem.

Beklagkamer

Daarom zou het aanbeveling verdienen om de beklagprocedure op te tuigen en aan te scherpen, bijv. door in plaats van een marginale toetsing van de opportuniteit een volledige rechterlijke toetsing in te bouwen. Dan heeft het gerechtshof meer mogelijkheden om het OM op de vingers te tikken. Daarbij teken ik tevens aan dat de samenstelling van de beklagkamer van het hof dusdanig moet zijn dat daarin geen voormalig lid van het OM dient te zitten. Dat gebeurt nog te vaak en zonder kwader trouw te veronderstellen, zal de affiniteit met het werk van het OM een rol kunnen spelen bij de beoordeling. De kwalijke invloed van het virus dat belangenverstrengeling heet is in ons land kennelijk nog steeds niet goed doorgedrongen.

Strafverlaging

Folkert Jensma hekelt de rol van de rechter bij de aanpak door te wijzen op het feit dat slechts bij uitzondering een niet-ontvankelijkheid van het OM wordt uitgesproken. Maar het criterium daarvoor is door de Hoge Raad zo aangescherpt, dat de rechter het vaak niet aandurft een niet-ontvankelijkheid uit te spreken. De kans dat de Hoge Raad de staf breekt over de motivering er van wordt dan kennelijk te groot geacht. Bewijsuitsluiting is dan aantrekkelijker, ook al omdat vrijspraak niet per definitie is geïndiceerd. Strafverlaging is ook een goede optie. Soms laat de rechter het zelfs bij de enkele constatering dat er fouten zijn gemaakt. De wetgever heeft hem daarvoor in art. 359a Sv de ruimte gegeven.

 

Cultuurverandering noodzakelijk

Jensma heeft het niet alleen over politiegeweld, maar heel in het algemeen over politiefouten. Maar de ene fout is de andere niet. Geweldgebruik door de politie wordt vaak geseponeerd door het OM, een beklagprocedure is in de meeste gevallen bepaald niet kansrijk en als het al tot strafvervolging komt, heb ik de indruk dat het begrip van de rechter voor de bijzondere positie van de politie wel erg groot is. De straf is dan navenant erg laag. Andersoortige fouten van de politie komen in de regel pas aan het licht op de zitting. Dan is er dus al strafvervolging ingesteld. In die gevallen dient de kritiek zich inderdaad meer toe te spitsen op de rechter die m.i. vaker een niet-ontvankelijkheid zou moeten uitspreken. Een niet-ontvankelijkheid komt bij politie en OM harder aan dan een vrijspraak en legt ook meer het accent op de noodzaak tot cultuurverandering. Het past ook beter bij het stelsel van het Europese Verdrag voor Rechten van Mens.

Meer lef

Politiefouten moeten vaker en strenger strafrechtelijk worden aangepakt. De kritiek moet zich echter vooral toespitsen op het OM. Het optuigen van de beklagprocedure is één van de mogelijkheden om er iets aan te doen. Daarnaast moeten rechters meer lef hebben om dergelijke fouten, waarbij ook het OM vaak een dragende rol speelt, hard aan te pakken door een niet-ontvankelijkheid uit te spreken.

Wicher Wedzinga is voormalig raadsheer en universitair hoofddocent, strafrechtanalist, columnist/schrijver/blogger, law consultant.