De verdachte die tot inkeer kwam (#1)

Rechtbank Groningen, zitting 21 juni 2012

 De verdachte zat er wat verloren bij. Blanco strafblad en op 54 jarige leeftijd aangehouden voor bezit en handel in allerlei verdovende middelen. Op staande voet ontslag en sinds ongeveer een half jaar in detentie. Vrouw en andere familie waren in geen velden of wegen te bekennen. Zijn advocaat was de enige die hem bijstond. 

 

Tegenover hem een, naar later bleek, ijzerenheinige officier van justitie en een rechtbank, bestaande uit een ervaren voorzitter, een vermoeid ogende oudste rechter en een jongste rechter, die slechts opviel door het stellen van een overbodige vraag.

Het lot van bijzitters heeft iets tragisch. Vaak stellen ze, om er niet geheel als decorstuk bij te zitten, een enkele vraag, daarbij vriendelijk kijkend naar de voorzitter. Die moet zich namelijk niet geschoffeerd voelen. Niet veel vragen dus en vooral de indruk wekken dat je meetelt! en het dossier goed gelezen hebt.

De voorzitter maakte er een lange monoloog van. Duidelijk een man van de praktijk, geen ambachtelijk jurist. Niet iemand voor het verfijnde juridische werk. Vriendelijk en voorkomend met een focus op de feiten. Zo kende ik hem ook van de studie. De jongste rechter kende ik ook. Zij had het nog een tijdje geprobeerd bij het Hof, maar maakte betrekkelijk snel rechtsomkeert.

De zitting verliep volgens een vast sjabloon. Eerst worden de feiten bij langs gelopen om te zien of er voldoende bewijsmateriaal is en vervolgens wordt ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte omdat die van belang zijn bij het bepalen van de straf. Een soort tweeluik dus. Het Openbaar Ministerie schrijft daarbij het script en de rechtbank (m.n. de voorzitter) draagt voor. Tenminste, zo gaat het meestal en zo ging het ook in deze zaak. Een dialoog tussen de voorzitter en de verdachte is mogelijk en zelfs wenselijk, maar was in deze zaak ver te zoeken.

Het was een eenzijdig verhaal. De verdachte werd geconfronteerd met het belastende materiaal dat tijdens het opsporingsonderzoek was verzameld. In dit geval had de verdachte in die fase niet het achterste van zijn tong laten zien en koos hij op de zitting eieren voor zijn geld. Als een gelovige die plotseling het licht heeft gezien, putte hij zich uit in gulle bekentenissen, daartoe in meer of mindere mate aangespoord door de voorzitter. ‘U draait er wat minder omheen’ merkte de voorzitter op een gegeven moment op.

Bedenkelijk! Sterker nog: rijp voor een wrakingsverzoek. Maar in het noorden is dat niet te doen gebruikelijk. Iedereen kent iedereen en de sfeer is vriendelijk. Te vriendelijk.

Het zal na al zijn spijtbetuigingen voor de verdachte dan ook wel als een donderslag bij heldere hemel zijn gekomen dat de officier van justitie, die zoals gebruikelijk rijkelijk en selectief shopte in zijn verklaringen en uiteraard als ware magistraat uiteindelijk die verklaringen geloofwaardig oordeelde, waaruit het bewijs kon worden geput, met een harde eis van drie jaar gevangenisstraf kwam.

Omdat de echtgenote van de verdachte ‘onvoldoende actief’ had meegewerkt aan bepaalde strafbare activiteiten, werd het medeplegen niet bewezen geoordeeld. Op zichzelf een juridische losse flodder, want ook zonder dat iemand actief handelt kan van medeplegen wel degelijk sprake zijn. Een nadere motivering ontbrak, zoals die zo vaak ontbreekt wanneer het Openbaar Ministerie stelling neemt. Er werd ook niet naar gevraagd. En zo werd de echtgenote, tegen wie het onderzoek nog steeds liep en die nog steeds verdachte is, in haar afwezigheid als het ware vrijgesproken. Ten minste, als de rechtbank de officier van justitie hierin volgt.

Lees verder #2.

Oud-raadsheer Wicher Wedzinga maakt voor Crimesite wekelijks aantekeningen over de gang van zaken tijdens een zitting van een meervoudige strafkamer.