Hoe de vrouwenjager werd gevangen

Martin C. was geen seriemoordenaar, hoewel de moord op de 13-jarige Sybine Jansons – en zijn zwijgen erover – op zichzelf al gruwelijk genoeg was. Maar hij had er één kunnen worden. Het beklemmende van het verhaal van Martin C. zit hem in de kille details van zijn psyche. Voor én na de moord op Sybine Jansons, in januari 1999, ging hij op vrouwenjacht om te verkrachten. Oud-Telegraafjournalist Cees Koring noemde zijn boek over Martin C. De Vrouwenjager.

Het boek volgt de zoektocht van de leider van het politieteam naar de moordenaar en vertelt tegelijk de persoonlijke geschiedenis van C.

In de vele details die Koring aandraagt over de handelingen van C. herkennen we gedrag van moorddadige psychopaten zoals getoond in speelfilms als The Silence of the Lambs.

Een hulpvaardige man die in een verlaten parkeergarage een stewardess waarschuwt voor een potloodventer, en daarmee haar vertrouwen wint. Eenmaal bij haar in de auto zegt hij: ‘ik ben de potloodventer’, en bedreigt haar met een priem en verkracht haar.

Hij past er voor op om zo min mogelijk dna achter te laten. Bij de tweede vrouw die hij na de moord op Sybine Jansons verkracht gebruikt hij een geprepareerde bestelwagen, met geblindeerde ruiten en geluidsisolatie. Hij vangt zijn sperma op met keukenpapier. Na de verkrachting dwingt hij het meisje zich in en uitwendig te wassen, onder meer met een vaginale douche.

Hij dreigt ook: schrijft het adres van het meisje op zijn hand en zegt dat hij wel weet haar te vinden mocht ze naar de politie gaan.

Het boek tekent de frustratie op van de Amsterdamse zedenrechercheurs die jacht op hem maakten. In Amsterdam-West opereerde in de jaren negentig in de omgeving van het Sloterpark een ongrijpbare verkrachter. Martin C. werd nooit gepakt, hoewel de recherche hem een jaar lang overal probeerde te volgen. Een operatie met een moedige agente die als lokvogel fungeerde mislukte omdat hij het arrestatieteam in de bosjes ontdekte.

Na het Sloterpark begint hij aan de hoertjes achter het Centraal Station. Verkleed als politieman in een auto met blauw zwaailicht neemt hij ze mee om gratis seks te eisen. Na een paar aangiftes krijgt recherche hem de cel in. Maar middels een handigheidje van advocaat Kees Korvinus verloopt een rapportage van een onderzoek door het Pieter Baan Centrum waar C. aan heeft meegewerkt.

Later ontloopt hij onderzoek door het Pieter Baan Centrum. Daardoor was opleggen van tbs onmogelijk. Inmiddels heeft hij een kind verwekt, bij een vrouw die hij via-via in detentie heeft leren kennen. Met haar gaat hij samenwonen als hij enkele jaren later vrijkomt.

Hij gaat ’s avonds vaak ‘een stukkie rijden’. Verder valt zijn vriendin niets op.

Twee maanden na zijn vrijlating verdwijnt in januari 1999 de kleine Sybine Jansons rijdend op haar fiets in de bossen tussen Maarn en Doorn. C. is buschauffeur op een streekbus in het gebied. In een passantenonderzoek van de politie komt hij ook aan bod.

Het politieteam maakt daar een grote fout: niemand koppelt de naam van C. aan de Amsterdamse zedenzaak waarvoor hij veroordeeld was. Mede dankzij de slecht functionerende automatisering van de politie.

Als het lichaam van Sybine Jansons in een vaart bij Breukelen is gevonden besluit de teamleider tot een psychologisch trucje. Hij brengt via de krant naar buiten dat er dna gevonden is op het lichaam van Sybine. ‘In de hoop hem uit zijn evenwicht te brengen.’

Later zal blijken dat C. in reactie één van zijn auto’s naar de sloop heeft gebracht.

De auto die hij heeft gebruikt voor een verkrachting in een bestelbus kan hij niet naar de sloop brengen want die was gehuurd. Het slachtoffer weet zich bepaalde details te herinneren en een autospecialist van de politie leidt daaruit het type af. Dan blijkt dat Martin C. deze auto op zijn eigen naam had gehuurd.

Het net gaat zich sluiten want zijn dna komt toch boven water. Ondanks alle moeite het meisje te wassen bleek toch een spoor van zijn dna op haar borsten te zijn achtergebleven.

In een auto die hij een dag na de verdwijning van Sybine Jansons naar de sloop bracht zitten dennennaalden uit de bossen bij Maarn. Zo’n dennennaald zat ook onder de bh van Sybine. Dna van C. bleek aantoonbaar overeen te komen met sporen onder de nagels van Sybine.

C. zwijgt, zodat nooit duidelijk zal worden hoe Sybine Jansons aan haar einde is gekomen, hoewel het er op lijkt dat ze is gewurgd.

De advocaat-generaal eist levenslang maar het wordt 18 jaar en tbs met dwangverpleging, dat iedere twee jaar opnieuw wordt beoordeeld.

C. is nog niet uitgespeeld.

Onder een nagel van Sybine Jansons is een schaamhaar gevonden met dna van een onbekend persoon. Een half jaar na de afgewezen cassatie van C. bij de Hoge Raad landt er een anonieme brief bij het Openbaar Ministerie in Utrecht. Daarin staat dat de vriendin van C. medeplichtig is geweest aan de moord en zelfs Sybine heeft gedood.

Het onderzoek wordt heropend. Maar het dna van de vriendin van C. komt niet overeen met dna van de schaamhaar. Dan legt C. een bekentenis af met dezelfde strekking als in de brief. Hij bedreigt zijn vriendin telefonisch.

C. bepleit nu iedere twee jaar voor de Utrechtse rechtbank zijn vrijlating uit de tbs. Hij heeft berouw en werkt hard mee met zijn behandeling. Hij toont die vlotte en aardige buurman die ruimhartig diensten verleent. Met hetzelfde innemende gedrag lokte hij zijn slachtoffers mee.

Veel mensen geloven hem niet. Ze denken dat hij in feite een onbehandelbare psychopaat is die alles in het werk zal stellen zijn behandelaars om de tuin de leiden.

Vanuit de instelling speurt hij op een contactsite naar vrouwen.