Dna-match bij 7,3% van opgeslagen profielen

Ruim 7 procent van de opgeslagen dna-profielen van veroordeelden, matcht in de dna-databank met een andere zaak. Dat blijkt uit een rapport van de Universiteit Leiden. Sinds februari 2005 tot februari 2012 zijn er ruim 115.000 profielen van veroordeelden opgeslagen en in ruim 8.000 gevallen leverde dat een match op met een ander misdrijf.

De Universiteit Leiden heeft onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de uitbreiding van de dna-databank. Dat gebeurt sinds 2005 door van veroordeelden dna af te nemen en op te slaan bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De conclusie is dat in ruim zeven procent van de gevallen er een match is met een ander (onopgelost) misdrijf.

Dat zou volgens de cijfers gaan om ruim 8.000 zaken, maar omdat er ook op andere manieren opsporing is gedaan in die zaken, is de schatting van de onderzoekers dat er in de helft van die gevallen al zicht op een mogelijke dader was. Of dat de dader zelfs al gepakt is. Dus daarom stellen de onderzoekers dat er in de periode van 2005-2012 ruim vierduizend zaken zijn opgelost door een match in de dna-databank.

Explosieve groei

Minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie vindt de uitkomsten van het onderzoek gunstig en zegt dat de dna-databank sinds 2005 explosief is gegroeid. In 2005 is de nieuwe wet ingetreden die het mogelijk maakt om van veroordeelden dna af te nemen. Kort gezegd verplicht deze wet veroordeelden tot het afstaan van celmateriaal, waaruit vervolgens een dna-profiel wordt opgemaakt dat in de Nederlandse dna-databank voor strafzaken wordt opgenomen.

Bezwaar

Het is voor veroordeelden wel mogelijk om bezwaar aan te tekenen tegen de opname van hun dna in de databank. En volgens de onderzoekers van de Universiteit Leiden is zo’n bezwaar zeker niet kansloos. Zij schatten dat ongeveer 35 procent van de bezwaren gegrond wordt verklaard door de rechtbank. Dat kan bijvoorbeeld omdat er volgens de rechtbank fouten zijn gemaakt door het Openbaar Ministerie. Het gaat soms mis doordat de gestelde termijn tussen een veroordeling en de afgifte van een bevel voor afname van celmateriaal te lang is. Er staat geen wettelijk vastgestelde termijn voor, maar uit jurisprudentie blijkt dat verschillende rechtbanken er anders over oordelen. Zo wordt een tijdsbestek van langer dan twee jaar door enkele rechtbanken niet geoorloofd, hebben de onderzoekers ontdekt.

Uit registratie van het Openbaar Ministerie blijkt dat in 2011 de gemiddelde looptijd tussen veroordeling en bevel voor celmateriaalafname 255 dagen is, met een maximum van 509 dagen. Dat is ruim onder de niet vastgestelde norm van twee jaar, dus daar zit verbetering in.