EncroChat en de onmisbare rol van advocaten (COLUMN)

Soms (of nog best vaak) gaat in het strafzaken waanzinnig mis. In de beroemde herzieningszaken zoals de Puttense moordzaak, de Schiedammer parkmoord of de zaak van Lucia de B. bleken onschuldige mensen te zijn veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraffen, tot in hoger beroep en in cassatie aan toe. Hoe kon dit zo gebeuren?

Door Jillis Roelse

Een belangrijke reden hiervoor lag in het strafdossier. Het dossier was in die zaken door de politie zo eenzijdig ingericht, dat er haast geen ander scenario denkbaar was dan het scenario dat de verdachte het wel “moest hebben gedaan”. Ontlastend materiaal was door de politie niet onderzocht of sterker nog, simpelweg uit het dossier weggelaten.

In deze herzieningszaken geloofden de rechters door het dossier de ontkennende verdachte niet. Het dossier was zó belastend en zó op die ene verdachte ingericht, dat andere scenario’s en andere mogelijke verdachten totaal buiten het dossier waren gehouden. Bovendien had de verdachte al een strafblad (bij de Schiedammer parkmoord) of men vond de verdachte gewoon een beetje raar (het leggen van Tarotkaarten door Lucia de B.).

Dit alles gecombineerd maakte dat bij de rechters de overtuiging vooraf ging aan het wettelijke bewijs. Anders gezegd: als je ervan overtuigt bent dat de verdachte ook de dader is, hoef je alleen nog maar het bewijs erbij te zoeken en kun je iemand zo veroordelen. De kans op een onterechte veroordeling wordt daarmee echter wel levensgroot.

In geen enkele herzieningszaak bleek het dossier een goed en volledig inzicht te hebben gegeven in de wijze waarop de opsporing was verlopen. Dergelijke puur op de verdachte geleide dossiers zijn daarmee een recept gebleken voor rechterlijke missers. En met vreselijke gevolgen. Zo zat Lucia de B. bijna 6.5 jaar ten onrechte in de gevangenis.

Ook in de EncroChat strafzaken geeft Openbaar Ministerie nauwelijks inzicht in de wijze waarop het hacken van de Encrotelefoons nu precies is verlopen en welke onderzoekshandelingen de Nederlandse autoriteiten zelf, of in samenwerking met (onder meer) de Franse autoriteiten, nu precies hebben verricht.

Het Openbaar Ministerie wil hierover liever geen discussie. Je moet elkaar als landen vertrouwen (het zogeheten “vertrouwensbeginsel”) en daarmee is wat het OM betreft, de kous af. De belastende chats tegen de verdachte zitten toch in het dossier? Waar hebben die advocaten het dan toch over?

Hoe meer het Openbaar Ministerie de ingezette opsporing in een strafzaak in totale mist hangt en daarmee aan iedere controle onttrekt, hoe kritischer én nieuwsgieriger de rechters juist moeten zijn. Alleen op die manier kan worden voorkomen dat er nieuwe rechterlijke dwalingen zoals bij de Schiedammer parkmoord of Lucia de B. zullen ontstaan, of dat een nieuw juridisch zwart gat ontstaat zoals bij de Toeslagenaffaire. Juist door weinig kritische rechtbanken ontstond een falend controle systeem, waardoor de Belastingdienst jarenlang haar verwoestende gang kon gaan.

Voor advocaten ligt hier – opnieuw – de cruciale taak om de blaffende waakhond van het recht te zijn.

mr. Jillis Roelse is strafrechtadvocaat in Amsterdam