Het doel heiligt (alweer) de middelen (COLUMN)

‘Het voorstel leidt tot een ernstige beperking van het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens omdat het gaat om zeer veel (vaak bijzondere en “gevoelige”) persoonsgegevens met vele verwerkingen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor betrokkenen.’ Gaat dit over wetgeving gemaakt door een totalitair regime waarbij de overheid de privacy regels van haar onderdanen met voeten treedt?

Door Arthur van der Biezen

Nee. Het betreft hier een citaat uit het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens over wetgeving die onze eigen volksvertegenwoordigers willen gaan invoeren. Het bestrijden van zware en ernstige criminaliteit zou de invoering van de nieuw wet met de naam Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) rechtvaardigen. De Autoriteit Persoonsgegevens onderschrijft wel deze zware criminaliteit als doelstelling. De autoriteit overweegt in haar recente advies, op die wet, dat het voorkomen en bestrijden van ernstige en ondermijnende criminaliteit zo belangrijk is dat ook voor de Autoriteit Persoonsgegevens vaststaat dat hiervoor ingrijpende inbreuken op het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens noodzakelijk kunnen zijn. Maar de autoriteit is wel heel kritisch adviseert negatief over het wetsvoorstel.

Doel van de wet is dat verschillende (overheids- zowel als private) instellingen en organisaties de door hen verzamelde persoonsgegevens met elkaar gaan delen zodat ze een totaalbeeld kunnen krijgen waarmee onderzoek en analyse verricht kan gaan worden.  Als er dan onregelmatigheden zouden blijken uit een dergelijk onderzoek kan men een rapport opstellen dat dan vervolgens met alle partijen gedeeld wordt. Omdat politie en justitie steeds onderdeel van deze samenwerkingsverbanden uitmaakt krijgen deze, zonder enige strafrechtelijke verdenking, informatie in handen waarvoor géén ingewikkelde procedures gevolgd meer dienen te worden. De autoriteit constateert in haar rapport dat:

Daarmee is de facto sprake van een grote verruiming van de strafvorderlijke bevoegdheden tot het vorderen van gegevens omdat de uitkomst en gegevens uit het samenwerkingsverband zonder vordering van strafvorderlijke autoriteiten en zonder verdenking van een misdrijf aan de strafvorderlijke autoriteiten worden verstrekt, sterker nog : de strafvorderlijke overheid zit steeds aan tafel.

Met andere woorden uw en mijn persoonsgegevens kunnen in het kader van een zogenaamd ‘samenwerkingsverband’ probleemloos en zonder enige concrete aanleiding gedeeld worden met politie en justitie en vervolgens door deze samenwerkingsverbanden geanalyseerd worden. Onderzoek en analyse dat buiten uw en mijn gezichtsveld om geschiedt en waartegen bezwaar maken niet mogelijk is want rechtsbijstand is in deze wet niet voorzien.

Zonder het startpunt van een verdenking loopt iedere burger, na invoering van deze wet, in beginsel het risico zonder goede gronden door de mangel van een willekeurig onderzoek gehaald te worden en loopt hij  het risico dat zijn persoonsgegevens (die ooit zijn verstrekt voor een geheel ander doel) onderwerp van onderzoek worden met alle mogelijke gevolgen van dien.  Als we iets hebben geleerd van de Toeslagen-affaire is het wel dat onterechte verdenkingen ontstaan door onjuiste analyses tot grote negatieve gevolgen voor burgers kunnen hebben. Ondanks deze zéér negatieve en desastreuze ervaringen met het delen en onjuist interpreteren van data kiest de wetgever toch voor de weg van vrijwel onbeperkte gegevensuitwisseling.

Een rechtstatelijke uitgangspunt is dat burgers er in principe bij het verstrekken van hun persoonsgegevens in beginsel van uit kunnen gaan dat die persoonsgegevens voor een bepaald doel zijn verleend en vervolgens niet voor een geheel ander doel worden gebruikt. Dat wordt door deze nieuwe wet feitelijk in de prullenbak gegooid. Ook worden er door de nieuwe wet geheimhoudingsverplichtingen voor overheidsinstanties voor een groot deel aan de kant geschoven zodat burgers er in de toekomst niet meer zeker van kunnen zijn dat er met hun persoonsgegevens vertrouwelijk wordt omgesprongen. Deze gegevens kunnen volgens de nieuwe wet immers gedeeld gaan worden met andere (nu nog gedeeltelijk onbekende) partijen die er dan hun eigen onderzeok aan kunnen gaan verrichten.

Al met al een gigantische wijziging van de verhoudingen tussen burger en overheid.

De Autoriteit Persoonsgegevens constateert:

Juist de potentieel geweldige omvang waarin het wetsvoorstel verwerking door bestaande en nieuwe samenwerkingsverbanden legitimeert van persoonsgegevens die voor andere doeleinden zijn verzameld, bovendien zonder duidelijke drempel voor activering van een verband, maakt het voorstel op gespannen voet staat met genoemde uitleg van de onschuldpresumptie en het doelbindingsbeginsel. Bovendien worden veel geheimhoudingsplichten doorbroken. Daarbij speelt ook dat politie en justitie al deelnemer zijn aan de verbanden die in de wet worden geregeld. Een en ander kan de verhouding tussen overheid en burger wezenlijk wijzigen.

Onbegrijpelijk is het dat deze wet (die nu ter beoordeling van de Eerste Kamer ligt) tot op heden niet tot felle maatschappelijke discussies heeft geleid en kennelijk vrij geruisloos aangenomen zal gaan worden. Kennelijk dringt het besef nog niet in de samenleving door dat straks miljoenen privacygevoelige (persoons-)gegevens zonder enige belemmeringen en zonder enige verdenking ter beschikking komen van politie en justitie en ook nog verschillende andere (door diezelfde overheid aan te wijzen) partijen. Al die partijen zijn vrij om daarmee te doen wat hen belieft.

Hopelijk dat de politiek nog tijdig tot nader inzicht komt en het besef dat deze wet toch zo echt niet kan.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.