Hof: politie mocht niet schieten na tasjesroof

De politie had niet mogen schieten tijdens een achtervolging na een tasjesroof, enkele jaren geleden in Amsterdam. Het hof heeft Openbaar Ministerie daarom de verdachte van de roof niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had de verdachte eerder tot vijf maanden jeugddetentie veroordeeld.

Niemand geraakt

De verdachte is een minderjarige Amsterdammer die in een auto zat met twee anderen. De auto werd aan de kant gezet en de verdachte sloeg op de vlucht. Twee agenten schoten waarbij niemand werd geraakt. De verdachte werd al snel door een motoragent aangehouden de twee anderen waren blijven zitten in de auto en werden direct aangehouden.

Intern onderzoek

Uit het strafdossier bleek alleen dat er geschoten was, maar niet in welke richting of hoe vaak. Bijna anderhalf jaar na de aanhouding gaf het Openbaar Ministerie pas inzage in het interne onderzoek naar het vuurwapengebruik. Toen bleek dat één van de agenten meermalen gericht op de verdachte had geschoten. De andere agent had schoten in de lucht gelost.

Uiterste middel

Vuurwapens zijn het uiterste geweldsmiddel dat de politie kan toepassen. Het hof vindt dat dit middel niet had moeten worden ingezet bij de aanhouding van deze vluchtende en ongewapende verdachte. Volgens het hof had het in de rede gelegen de verdachte eerst te achtervolgen en fysiek te overmeesteren. Dat had wel gekund, aldus het hof, want er bleken acht politiemensen aanwezig te zijn, terwijl in de auto van de verdachte in totaal maar drie personen zaten. De twee personen die in de auto waren achterbleven, hebben zich niet verzet. In zo’n situatie vormt gericht schieten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de verdachte.

Onterecht vuurwapengebruik

Het hof zegt zwaar te tillen aan het onterechte vuurwapengebruik. Daarbij speelt vooral een rol dat de verdachte minderjarig was en dat de aanwezige informatie over deze aanhouding pas in zo’n laat stadium beschikbaar is gesteld. Het Openbaar Ministerie dient in alle zaken, maar zeker die van minderjarigen, uiterst transparant inzicht te geven in de onderzoeksresultaten, schrijft het gerechtshof. Dat geldt voor de resultaten die voor een verdachte belastend zijn maar ook voor de ontlastende informatie.

Vormverzuim

Als het openbaar ministerie beschikt over informatie, moet deze ook aan de verdediging en de rechters worden verstrekt op een moment dat dit nog zinvol is om bepaalde beslissingen te nemen. Volgens het hof is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, omdat dit niet is gebeurd. In het algemeen leidt zo’n verzuim tot strafvermindering of uitsluiting van bewijs.  Het hof vindt dat de verdediging op zo grove wijze is geschaad en dat de enige passende reactie is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Daarmee eindigt wat het hof betreft de strafvervolging van deze verdachte.