Jan van Looijen: Oud zeer over Bruinsma

In de Bruinsma-maand heeft tijdschrift Koud Bloed een geheel nummer aan de op 27 juni 1991 vermoorde hasjhandelaar gewijd. Meest opvallend: een interview met de vorig jaar gepensioneerde Jan van Looijen, decennia werkzaam voor de Criminele Inlichtingen Eenheid (nu CIE, vroeger CID) in Amsterdam. Met een encyclopedie van de “Hollandse netwerken” in zijn hoofd. Bijzonder want Van Looijen heeft nooit interviews gegeven. Althans. Niet on the record.

Het politie-onderzoek naar Klaas Bruinsma, dat werd overgenomen door het beruchte IRT-Noord-Holland-Utrecht, was de splijtzwam tussen politiediensten, met Van Looijen in een hoofdrol. Het groeide uit tot de IRT-affaire: ruzie tussen “Amsterdam” en de rest.

Oud zeer zit er bij hem nog volop, zo blijkt uit het interview – gehouden ten huize van oud-hoofdcommissaris Joop van Riessen, de man die uiteindelijk in 1993 de stekker uit de samenwerking tussen Amsterdam en de rest van het IRT trok.

Van Looijen zegt geweigerd te hebben om voor het IRT te gaan werken. Over toenmalig IRT-chef Ton Lith zegt hij:

‘Ton Lith! Die is nog bang voor zijn eigen schaduw.’

Verderop: ‘Wat dat IRT nodig had waren door de wol geverfde daadkrachtige recherchechefs en mensen met kennis van de onderwereld.’

Mensen als Jan van Looijen dus.

Van Looijen heeft het helemaal niet op elitaire en geheime clubs zoals het IRT in zijn ogen was. En ook niet op het richten van zo’n groot onderzoek op één enkel persoon, zoals Bruinsma.

‘Die jongens van het IRT hadden nooit rekening gehouden met de dood van Bruinsma.’ Na de dood van Bruinsma moest het IRT zoeken op welke erfgenamen het onderzoek vervolgens gericht moest worden.

In Koud Bloed staat niet vermeld dat er vanaf het begin vanuit het IRT wantrouwen bestond naar de Amsterdamse CID en Van Looijen. Volgens Ton Lith mócht Van Looijen helemaal niet mee doen aan het IRT. Een kiem van de IRT-affaire, de ruzie tussen “Amsterdam” en “Kennemerland” en “Utrecht”.

Het ging keihard tussen Lith en Van Looijen. Lith vertelde aan Commissie Van Traa over een ontmoeting:

‘Hij deelde mij, op een wijze die mij tamelijk bedreigend voorkwam, mee dat ik, maar ook Van Baarle, Van de Veen, Langendoen, Augusteijn en andere betrokkenen nog wel aan de beurt zouden komen vanwege hetgeen wij het Amsterdamse korps en de Amsterdamse CID hadden aangedaan. Er sprak een hele nare bedoeling en een diepe haat uit deze opmerking.’

Een reden van Lith om Van Looijen in het begin niet te vertrouwen was het belastingdossier van Bruinsma, en andere criminelen, dat in 1989 verdwenen was bij de Belastingdienst. Volgens Lith kwam Van Looijen daar plotseling mee opdraven, terwijl hij niet wilde zeggen waar het vandaan kwam en er stukken ontbraken.

Bij het IRT leefde ook wantrouwen tegen de vaste CID-compaan van Van Looijen. Diens broer werkte bij de Belastingdienst. De compaan heeft de politiedienst overigens vervroegd verlaten

Van Looijen vertelt voor het eerst zijn versie van het verhaal.

Een informant vertelde hem dat een man die kantoor hield aan het Museumplein de dossiers had weten te bemachtigen: ‘Hij wilde de belastinggegevens gebruiken om eventueel mensen te chanteren en om macht over ze krijgen. Een van de personeelsleden van die man deed het met een meisje van de Belastingdienst. Zij had ze gestolen in opdracht.’

Van Looijen zegt ook Bruinsma daadwerkelijk ontmoet te hebben. Bruinsma wilde op zeker moment bemiddelen bij de teruggave van gestolen schilderijen, maar hij wilde er wel zes ton voor hebben. Van Looijen over Bruinsma:

‘Luister Klaas, zei ik. zo werkt dat niet. Jij gaat samen met mij naar die lui. Jij stelt me voor en ik betaal meteen.’

Maar voor die deal tot stand kwam werd Klaas doodgeschoten.

Van Looijen: ‘Kort daarna kwamen de verhalen los: “Van Looijen deugt niet, die zat veel te dicht op Bruinsma.” Dat soort geleuter. En kort daarop gaat de leiding van het IRT klagen dat ze nooit informatie van ons over Bruinsma hebben gekregen, terwijl we juist heel veel info hadden gegeven.’

De conclusie moge duidelijk zijn: Van Looijen is zijn verontwaardiging niet kwijt. En binnen de leidinggevenden van het toenmalige IRT, dat de erven Bruinsma moest onderzoeken, zal het niet anders zijn.

Tijdens zijn leven heerste Klaas Bruinsma onaangetast door de politie. En twintig jaar later, over zijn graf heen, verdeelt Klaas Bruinsma die politie nog steeds.

Hier een verhaal over Jan van Looijen uit de Nieuwe Revu uit 2008.