Justitie eist in hoger beroep 18 jaar in verdwijningszaak Van Dillenburg

Justitie heeft deze week in hoger beroep een gevangenisstraf van 18 jaar geëist tegen de man die verdacht wordt van het medeplegen van de moord op Patrick van Dillenburg, in 2002. De opsporingsmethode van de man via undercovers was door de rechtbank eerder afgewezen.

door Joost van der Wegen

Spoorloos

De 38-jarige Amsterdammer Patrick van Dillenburg verdween op 2 januari 2002 spoorloos. Aan het begin van de avond vertrok hij bij zijn vriendin met de boodschap dat hij later die avond terug zou komen. Dat gebeurde niet. Vanaf dat moment vernam niemand nog iets van hem.

In zijn omgeving werd vervolgens ook niets meer van hem gehoord. Ook in het buitenland is zonder succes naar hem gezocht. Speurders zijn er dan van overtuigd dat Van Dillenburg dood is.

Om het leven gebracht

Maar in 2015 besluit het Openbaar Ministerie (OM) de zaak opnieuw te gaan onderzoeken, onder meer via undercoveragenten, via het zogenaamde Werken Onder Dekmantel-traject. Daarbij zijn agenten in contact gekomen met verdachte Ad K., en zijn vriendin, waarna een vriendschappelijke relatie is ontstaan. De agenten stelden zich voor als ondernemers, die werk voor K. hadden. Hij moest dan wel eerlijk over zijn verleden zijn.

Daarop heeft de verdachte bekend dat hij Van Dillenburg, samen met een andere inmiddels overleden vermeende dader, Fred T., om het leven heeft gebracht. Ze zouden een ruzie om drugs hebben gehad. Van Dillenburg werd door het hoofd geschoten, na een ripdeal. Zijn vriendin had als drugskoerier de drugs aangeleverd bij Van Dillenburg, via Schiphol.

Werkwijze

Nadat hij was aangehouden, heeft Ad K. gezegd dat hij een valse bekentenis aflegde, dat een ‘broodje aap-verhaal’ zou zijn, om stoer te doen. Vervolgens is het in de rechtszaak gegaan over de manier van werken van de undercovers.

De verdachten werden voor de rechtbank vrijgesproken, omdat ze hun werkwijze te weinig hadden vastgelegd. En omdat de vraag openbleef of ze geen ontoelaatbare druk hebben uitgeoefend op de man, via een vermeende ‘Mr. Big-methode’ – waardoor de politie het risico loopt dat de verdachte een valse bekentenis aflegt. En omdat hij feitelijk in een verhoorsituatie terechtkwam, die niet wettelijk aan hem was meegedeeld.

Aanvullend onderzoek

In hoger beroep liet het OM aanvullend onderzoek doen. Omdat de verdachte uit zichzelf verklaarde en dat verder toelichtte tegenover de agenten, waarbij werd verteld over details van de drugsruzie, is justitie van mening dat het om moord met voorbedachten rade ging.

Ad K. wordt ook verdacht van het laten verdwijnen van een lichaam.

De verdediging van K. pleitte eerder dat niet duidelijk is dat het om een levensdelict gaat, omdat er geen lichaam is gevonden. Daarom vond ze de infiltratieactie ook een paardenmiddel. Verder ontbrak volgens K.’s advocaat aanvullend bewijs.