Zaak over moord op festivalbezoeker in weiland moet opnieuw

De advocaat-generaal bij de Hoge Raad vindt dat het gerechtshof de zaak van de vrouw die in 2017 haar echtgenoot zou hebben vermoord in een Fries weiland moet overdoen. Het gerechtshof veroordeelde de weduwe van Tjeerd van Seggeren tot 20 jaar cel voor medeplegen van moord. Maar de advocaat-generaal vindt nu dat er in het bewijs dat het hof heeft gebruikt voor het medeplegen van de moord met een onbekende onvoldoende aanknopingspunten voor dat medeplegen aanwezig zijn.

Mededader

De toen 37-jarige echtgenoot Tjeerd van Seggeren is op 9 juli 2017 na een bezoek aan een festival in De Westereen dood gevonden in een weiland aan de plaatselijke Bûterwei. De weduwe was enkele jaren jonger dan hij. Van Seggeren was doodgeslagen met een voorwerp, maar dat wapen is nooit gevonden. De rechtbank en later het gerechtshof veroordeelden de vrouw tot 20 jaar cel voor medeplegen moord.

Het Openbaar Ministerie en ook het gerechtshof vonden dat het niet mogelijk was dat de verdachte vrouw de moord alleen had gepleegd, vanwege het verschil in postuur tussen verdachte en slachtoffer. Er moest een mededader in het spel zijn geweest. Er is een getuige die op de bewuste nacht een forse man in gezelschap van de verdachte het weiland in heeft zien lopen.

Het gerechtshof zei niet te kunnen vaststellen wie die mededader is geweest. Het Openbaar Ministerie hield het op een in 2020 overleden oom. Maar het gerechtshof stelde ook dat de identiteit van de persoon die op de Bûterwei de verdachte vergezelde een bewezenverklaring van het medeplegen niet in de weg stond.

Niet bewezen

Advocaat Niels van Schaik had op vier punten een cassatiemiddel ingediend, onder meer op het punt van het bewijs voor het medeplegen. Op dat punt geeft de advocaat-generaal hem nu gelijk. De vrouw is veroordeeld voor medeplegen maar het bewijs voor dat medeplegen is niet genoeg.

Advocaat-generaal Taru Spronken adviseert de Hoge Raad nu om de zaak terug te verwijzen naar het gerechtshof omdat zij – anders dan het gerechtshof – de samenwerking van de verdachte met de onbekende mededader niet in het bewijs terugziet, bijvoorbeeld of de vrouw inderdaad deze mededader ergens heeft opgehaald. Ook in hoeverre zij voor of na de moord contact heeft gehad met een mededader, en waaruit dat contact dan bestond, is volgens Spronken niet bewezen.

Spronken vindt dat de wezenlijke tekortkoming in de bewijsvoering is dat uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen niet kan worden opgemaakt waaruit het medeplegen dan heeft bestaan. Laat staan óf er wel sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering of een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.

Het pikante aan de zaak is dat de conclusie van de advocaat-generaal de mogelijkheid openlaat dat de vrouw inderdaad een rol had bij het ombrengen van haar echtgenoot.

Binnen het Friese gezin met drie kinderen waren er problemen. Ook was er huiselijk geweld vastgesteld. Er was een levensverzekering van 600.000 euro afgesloten op het leven van het slachtoffer.

De Hoge Raad volgt doorgaans, maar niet altijd, de conclusie van een advocaat-generaal. Op 19 april volgt het arrest van de Hoge Raad.

Zie de conclusie.