Nederlandse staat leert niets: blijft journalisten tappen (COLUMN)

In de Volkskrant trok de toenmalige minister van Binnenlandse zaken mevrouw Guusje ter Horst in 2009 het boetekleed aan en erkende dat ze twee journalisten van De Telegraaf te snel had laten afluisteren.

Door Arthur van der Biezen

‘Achteraf gezien had ik anders moeten handelen’, stelde ze toen tijdens een spoeddebat in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer was woedend en riep haar voor deze inbreuk op de persvrijheid ter verantwoording.

Tijdens het debat zegde de minister van binnenlandse zaken toe voortaan in soortgelijke gevallen een andere keuze te maken en dus minder snel journalisten te zullen laten afluisteren. Ze stelde tijdens het debat dat ze, net als de kamer, grote waarde hecht aan de persvrijheid en dat de geplaatste telefoontaps alleen bedoeld waren om een lek binnen de AIVD op te sporen nu dat via intern onderzoek niet was gelukt. Direct na een publicatie van de Telegraaf werden er door de AIVD taps aangesloten onder het motto dat de ‘nationale veiligheid’ in het geding zou zijn.

Een hoger doel werd zodoende in stelling gezet om het direct tappen van twee journalisten te rechtvaardigen. Staatsbelang is daarbij altijd een goed argument. De commissie die toezicht houdt op de inlichtingen en veiligheidsdiensten (de CTIVD) oordeelde echter (achteraf!) dat op het moment van tappen géén concreet gevaar bestond dat er meer stukken over de Nederlandse inzet in Irak zouden kunnen lekken en dat daardoor schade zou kunnen ontstaan voor de nationale veiligheid.

December 2009, een kleine 9 jaar geleden, werd Nederland zich dus bewust van het ontoelaatbaar tappen van journalisten. ‘Onacceptabel’ was de alom hoorbare reactie. Een flagrante schending van de vrije persgaring. Er was niet alleen getapt doch tevens bij de journalisten binnengevallen en hun woningen doorzocht. Deze doorzoekingen waren werkelijk ongekend en in Nederland nog nooit eerder vertoond. De Staat erkende wel dat ze te snel was gaan tappen doch de doorzoekingen konden volgens haar door de beugel.

Na 8 jaar procederen heeft het Europeese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in oktober 2017 nu geoordeeld dat de Nederlandse Staat onrechtmatig jegens de journalisten heeft gehandeld en dat er een schadevergoeding betaald dient te worden.

Een jaren slepende zaak die tonnen proceskosten moet hebben gekost, aan belastinggeld wel te verstaan! Een dure les voor de Staat der Nederlanden zou je denken. Maar wie schetst onze verbazing als we in juli 2018 de volgende krantenkoppen te lezen krijgen:

De minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, heeft gereageerd op de drie bekende gevallen waarin het OM journalisten heeft afgeluisterd om informatie te verzamelen voor strafzaken. (…)  Grapperhaus zegt het hoog op te nemen. De top van het OM is een onderzoek gestart naar andere gevallen waar mogelijk de bronbescherming van journalisten in het geding is geweest.

In iedere normale strafzaak zou men dit gedrag als recidive typeren en dat zorgt voor een verhoging van de strafmaat. Maar zo werkt het bij de staat der Nederlanden natuurlijk niet.

Een commissie zal nu ongetwijfeld weer hun onderzoeken gaan doen en omvangrijke rapporten gaan vervaardigen waarin al dan net halve en/of hele waarheden geformuleerd zullen gaan worden. Daarna zal deze minister, net als zijn voorganger jaren geleden, stellen dat het zo niet had moeten gaan en dat hij de gang van zaken “betreurt”.

Maar wat heeft de samenleving, en meer specifiek de journalistiek, allemaal aan deze plichtmatige excuses als men er in de kern toch niets van meent of mee doet. Duidelijk is dat de mensen die aan de knoppen zitten en beslissen tot het plaatsen van een tap of het doen gaan vergaren van (digitale) informatie bij journalisten (zoals bij een flutzaak omtrent een lek bij de keuze voor een burgemeester, niet bepaald een staatsveiligheid issue dunkt mij) niet van de eerder ophef hebben geleerd.

Deze juristen weten donders goed wat mag en wat niet mag en dat het schenden en inbreuk maken op het grote goed van de “persvrijheid” tegen alle regels en wetten indruist.

Maar zolang er voor dit soort speurneuzen die de wet overtreden of (te) ruim hanteren géén sancties en/of consequenties aan verbonden zijn zal dit zich gewoon blijven herhalen zo heeft de geschiedenis ons nu geleerd. Het doel heiligt immers de middelen is het kennelijk motto van deze overheidsambtenaren die kennelijk gewoon lak hebben aan de wet. Dezelfde wetten die ze bij anderen dan trachten te moeten handhaven.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat te Den Bosch