Neus wel of niet op de getuigelijst?

Tussen Telegraaf-journalist John van den Heuvel en het advocatenkantoor van Nico Meijering c.s. wil het maar niet boteren. Al ettelijke malen stonden ze voor de kort geding-rechter en vorige week kondigde Meijering naar aanleiding van een stuk van Van den Heuvel over cliënt Ali A. opnieuw een kort geding aan. Wegens ‘feitelijke onjuistheden’ door Van den Heuvel. De afgelopen weken schreef Van den Heuvel twee keer lelijke dingen over Meijering in zijn maandagse column. Zo moest ‘prikkeldraad‘ geplaatst rond het kantoor en zou Meijering een advocaat zijn met ‘boter op zijn hoofd’ die ‘het lekken naar de media heeft uitgevonden’. Vandaag opnieuw een prikje naar Meijering.

Ditmaal naar aanleiding van de beschuldiging van Soerel aan Holleeder, vorige week, tijdens het Passage-proces.

Van den Heuvel schrijft vandaag dat als het waar is dat Holleeder de naam Soerel zou misbruiken voor afpersingen, wat Meijering afgelopen week stelde, dit voor Soerel ontlastend zou kunnen zijn. De verklaringen van Endstra en La S. zouden er immers mee worden ontkracht.

Een ‘interessante stelling’, aldus Van den Heuvel. Maar hij vervolgt met de vraag waarom Meijering Holleeder dan niet als getuige heeft gevraagd.

Van den Heuvel: ‘Of hebben de advocaten Holleeder liever niet in het getuigenbankje omdat hij het ontlastende bewijs wel eens heel snel zou kunnen wegtoveren?’

Vetgedrukt, een verkeerde suggestie. Want Holleeder stond juist als eerste – wél – op de getuigelijst van Meijering.

Hieronder de column van John van den Heuvel in de papieren Telegraaf van vandaag:

‘Het passageproces begint meer en meer op een onemanshow van goochelaar Hans Kazan te lijken. Steeds toveren de procesdeelnemers weer iets nieuws uit de hoge hoed. Vaak zijn het de advocaten, die met juridische slimmigheidjes de zich voortslepende strafzaak weten te traineren. Maar ook het openbaar ministerie laat zich niet onbetuigd als het gaat om vertragingstactieken. Af en toe lijkt het erop of deze strafzaak niet mág worden afgerond.

Afgelopen week kwamen de raadslieden van Dino Soerel weer met iets nieuws op de proppen. De van moordaanslagen verdachte topcrimineel is volgens zijn advocaten helemaal niet de ‘partner in crime’ van Willem Holleeder. De Neus zou de naam van Soerel slechts hebben laten vallen om zijn slachtoffers af te persen. Zoals hij dat ook deed met de namen van de vechtsporters Dick Vrij en Hans Nijman.

Een interessante stelling, die – als de rechtbank erin mee gaat – ontlastend kan zijn voor Soerel. Een deel van het bewijs tegen Soerel is ontleend aan de verklaringen van Willem Endstra en kroongetuige Peter La Serpe, die allebei suggereerden dat Soerel binnen de criminele organisatie van Holleeder een leidende rol vervult. Als andere getuigen het verhaal van Soerel ondersteunen, zegt dat mogelijk iets over de betrouwbaarheid van het door La Serpe en Endstra aangedragen bewijs.

Het verhaal van Soerel kán waar zijn. Hoewel Dino en Willem zeker tot diep in 2005 innig met elkaar omgingen, zijn er ook wel signalen dat de verhoudingen daarna bekoelden. Willem Holleeder had er sowieso een handje van anderen gewild of ongewild bij zijn criminele praktijken te betrekken. Met het oproepen van een reeks getuigen hopen de advocaten van Soerel aan te tonen dat hun cliënt helemaal niet tot de Holleederclan behoort.

Stap twee is dan natuurlijk, dat ook het motief van Soerel wegvalt om een aantal tegenstanders van Holleeder uit de weg te laten ruimen, zoals Thomas van der Bijl. Al met al bevestigt de nieuwe ontwikkeling in het passageproces weer eens hoe opportunistisch de onderwereld is. Vriendschappen bestaan niet in het criminele milieu. De ‘bloedgabbers’ van gisteren zijn vandaag elkaars aartsvijanden.

De ‘bekentenis’ van Soerel zal Willem Holleeder rauw op zijn dak zijn gevallen. Of toch niet? De lezing van Soerel schaadt Holleeder niet want hij is toch al onherroepelijk veroordeeld.

Er is daarom toch iets vreemds aan het verhaal van Dino Soerel. Waarom wachtte Dino jarenlang met zijn ‘onthullingen’? Nu hem een levenslange gevangenisstraf boven het hoofd hangt, komt hij plotseling met dit verhaal op de proppen.

Merkwaardig is ook dat er één essentiële naam ontbreekt op het lijstje gevraagde getuigen; namelijk die van Willem Holleeder. Als het aan de advocaten ligt moet iedereen komen opdraven, behalve degene die er echt iets over kan zeggen. Of hebben de advocaten Holleeder liever niet in het getuigenbankje omdat hij het ontlastende bewijs wel eens heel snel zou kunnen wegtoveren?’