‘OM gebruikte geheimhoudersinfo om verdachte op te sporen’

‘OM gebruikte geheimhoudersinfo om verdachte op te sporen’

Het Openbaar Ministerie heeft vertrouwelijke communicatie tussen een verdachte en zijn advocaat gebruikt om een verdachte in een onderzoek naar drugshandel te identificeren. Het gerechtshof in Den Haag oordeelde vorige week dat justitie en recherche ‘een inschattingsfout’ hebben gemaakt door de geheimhoudersinformatie te gebruiken in het bewijs, maar stelt dat de fout niet zwaar genoeg is om strafvermindering op te leggen aan de verdachte. De officier van justitie krijgt van het Hof een tik op de vingers. Dat schrijft het AD.

EncroChat

De strafzaak gaat over een Haagse man die door politie en justitie verdacht wordt van betrokkenheid bij grootschalige cocaïne-import. Het bewijs tegen de verdachte komt uit gekraakte EncroChat-berichten. De verdachte stuurde een screenshot van een WhatsApp-gesprek dat hij met zijn toenmalige advocaat had. Dat ging over een andere zaak, waarin de man verdachte was en waarover in juni 2020 een rechtszitting plaatsvond. Op basis van deze informatie is de recherche in systemen gaan zoeken, waarna de recherche ook bij de verdachte uitkwam en hij werd aangehouden en uiteindelijk werd veroordeeld tot zeven jaar cel.

Verschoningsrecht

Dat is opmerkelijk, omdat vertrouwelijke communicatie tussen een verdachte en advocaat onder het verschoningsrecht valt en politie en justitie die informatie niet mogen gebruiken als bewijs tegen de verdachte.

Advocaat Cem Polat zegt dat het OM zijn cliënt door de geheimhoudersinformatie nooit had mogen vervolgen en bepleitte dat in hoger beroep.

‘In deze zaak is met de berichten van een geheimhouder achterhaald wie er op 11 juni 2020 een regiezitting heeft. De terugkoppeling is dat dit mijn cliënt is. De verdachten, maar ook wij als raadslieden moeten in alle rust kunnen communiceren met onze cliënten, zonder te denken dat het OM dit uiteindelijk zal gebruiken tegen een cliënt. Hetgeen hier is gebeurd.’

Cassatie

Volgens Polat is het aannemelijk dat de identificatie van zijn cliënt is gestart met het bericht aan zijn toenmalige advocaat. Dit terwijl de geheimhouderscommunicatie juist, zoals ook is vastgelegd, vernietigd had moeten worden. Polat gaat volgens het AD in cassatie en hoopt dat de Hoge Raad anders zal oordelen.