Rechter verbiedt uitlevering naar Turkije

De Nederlandse Staat mag een man met de Turkse en Nederlandse nationaliteit niet aan Turkije uitleveren. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag dinsdag in een kort geding bepaald. De Turkse autoriteiten hadden om uitlevering van de man gevraagd, omdat zij hem verdenken van deelname aan een criminele organisatie en drugshandel.

PKK

De man is een Koerdische Aleviet. Het Haagse hof vindt het voldoende aannemelijk dat hij jarenlang actief is geweest in de Koerdische onafhankelijkheidsstrijd. Het vredesbestand tussen de PKK en de Turkse autoriteiten is in juli 2015 opgeheven en sindsdien is het Turks/Koerdische conflict in alle hevigheid opgelaaid. Volgens het hof heeft de man afdoende onderbouwd dat de situatie met betrekking tot martelen in Turkije reden tot zorg blijft en dat de Turkse autoriteiten alles in het werk stellen om de PKK en zijn leden, die zij als terroristen beschouwen, definitief uit te schakelen.

Reëel risico op marteling

Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bevat een verbod op foltering en onmenselijke behandeling. Naar voorlopig oordeel van het gerechtshof zijn er gegronde redenen om aan te nemen dat een persoon met een Koerdische achtergrond van wie, zoals in dit geval, voldoende aannemelijk is dat hij of zij aantoonbare en relevante banden heeft of heeft gehad met het Koerdisch verzet zoals de PKK, een reëel risico loopt op marteling. Dat geldt ook als uitlevering wordt gevraagd met het oog op de vervolging voor een niet-politiek delict.

De rechtbank in Den Haag had in eerste aanleg de man in het ongelijk gesteld. Het gerechtshof in Den Haag komt in hoger beroep dus tot een andere beslissing.

Zie het arrest.