Zedenzaak: Nog een vervalsing door politie
Nog een politie-schandaal in Noord-Brabant. Al bekend was dat de politie Brabant-Noord nog steeds niet toe wil geven dat in een zaak verschillende keren expres telefoongesprekken verkeerd zijn geverbaliseerd. Vorige week brak het schandaal rond een strafrechtelijke vervolging van een “verkrachting” terwijl men wist dat de verdachte onschuldig was. Nu ééntje die nog onder de pet zat: een bewuste vervalsing van proces-verbalen over een verhoor terzake een “verkrachting”.
Door @Wim van de Pol
In 2007 doet een minderjarige aangifte van stelselmatige vaginale en anale verkrachting. In eerste aanleg wordt de verdachte (1973) veroordeeld tot anderhalf jaar en een half jaar voorwaardelijk. Bij het het gerechtshof in Den Bosch wordt de zaak in 2010 van tafel geveegd en het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard en verdachte vrijgesproken. Oorzaak: het hof beluisterde de opname van een verhoor en stelde vast dat wat onder ambtseed op papier was gezet helemaal niet strookte met de werkelijkheid. Erger nog: de rechercheurs hadden geprobeerd de rechterlijke controle daarop onmogelijk te maken.
Advocaat Bert de Rooij werd in hoger beroep bij de zaak betrokken: ‘De rechtbank van Den Bosch verantwoordde de bewezenverklaring in eerste aanleg door erop te wijzen dat de aangeefster maar liefst 83 keer de naam van mijn cliënt had genoemd in haar aangifte. Na beluisteren van de opname van de aangifte in hoger beroep bleek het hof dat de aangeefster precies nul keer de naam had genoemd. Sterker nog, ze geeft er blijk van niet te weten hoe degene heet die zij van zedendelicten beschuldigt.’
Liegen?
Maar het is nog gekker. De verbalisanten “geven” – zo blijkt uit de opname – een bijnaam (“bijnaam1”) van de verdachte aan de aangeefster door die naam te noemen. In de daaropvolgende vraag (‘hoe zij hem eigenlijk zelf noemt‘) antwoordde de aangeefster: ‘bijnaam 1 of zoiets, weet ik veel, ik weet niet precies hoe je het uitspreekt.’ Blijkt uit de opname. Het staat niet in het proces-verbaal.
De aangeefster weet niet hoe je de bijnaam uitspreekt en ze kende de naam van de verkrachter niet. Maar dat laatste relevante feit verhulden de rechercheurs door te liegen dat de naam maar liefst 83 keer was genoemd. Het stond onder ede op papier maar 83 keer niet op de opname. Je zou kunnen zeggen: dat is dus 83 keer meineed.
In het arrest van het hof staat te lezen: ‘In dit verband is mede van belang dat zulk onjuist en onvolledig verbaliseren het beginsel raakt dat de rechter erop moet kunnen vertrouwen dat de ambtsedige processen-verbaal waarheidsgetrouw en volledig zijn. Dat klemt temeer in zedenzaken zoals de onderhavige, aangezien daarin vaak nauwelijks steunbewijs voorhanden is.’
Het hof had ook een aangifte van meineed kunnen doen. Net als in de tapzaak kwamen de rechercheurs ermee weg.
Begeleidster Jeugdzorg weggelaten
Het vervalsen van het voor het bewijs cruciale proces-verbaal was niet het enige dat er loos was in de zaak. Er is een Aanwijzing over hoe de recherche om moet gaan met aangiftes in zedenzaken, maar die werd niet opgevolgd. Zo werd de aangifte, in tegenstelling tot de voorschriften, opgenomen in aanwezigheid van een begeleidster van de Jeugdzorg.
Ook deze aanwezigheid kwam niet terecht in het proces-verbaal. Sterker nog: deze vrouw werd doodgewoon na het verhoor van de aangeefster ook zelf nog gehoord. Zo kon de begeleidster de beschuldiging van haar cliënte nog eens dunnetjes overdoen. Pas het gerechtshof kwam er door het beluisteren van de bandopname achter dat er zo andermaal bewijs was vervalst.
Om het nog mooier te maken: de zedenrechercheurs maken na de aangifte een proces-verbaal op met de tekst dat: ‘deze verklaring opgenomen [is] volgens de richtlijnen van de aanwijzing van de Procureur Generaal.’ Ook dit dit was in feite meineed. Of waren ze zo slecht op hun taak berekend dat ze de Aanwijzing niet kenden?
Nog erger
En nog erger. In een aanvullend proces-verbaal relateren de verbalisanten ‘dat niet meer bekend [is] dat de begeleidster bij de aangifte van aanwezig is geweest’. Dat waren ze kennelijk vergeten. Ze hadden ook het bandje nog even terug kunnen luisteren.
Ten slotte: de verdachte werd pas 16 maanden na de aangifte aangehouden. In de Aanwijzing staat dat dit direct moet gebeuren, in het belang van de waarheidsvinding. Hij had direct moeten worden gehoord. Dat kon ook: één van de betrokken rechercheurs sloot op de dag van de aangifte de verdachte in een andere zaak op het bureau in de cel. Later verklaarde deze ‘niet te hebben geweten’ dat de verdachte op het bureau was. Het staat ook onder ambtseed in een proces-verbaal.
De destijds betrokken advocaat De Rooij zegt, in reactie op de Bredase zedenzaak: ‘Ik vind het onrustbarend. Kennelijk gebeurt het vaker dat zedenrechercheurs de “politie-waarheid” een handje helpen.’
Lees het arrest.