Arnhemse villamoord grootste gerechtelijke dwaling ooit (COLUMN)

Op 2 september 1998, nu inmiddels 20 jaar geleden, vond er in een villa te Arnhem een gruwelijk misdrijf plaats waarbij twee vrouwen gedwongen werden om naast elkaar op een bed te gaan liggen, waarna één van hen vervolgens van dichtbij in het hoofd werd geschoten.

Door Arthur van der Biezen

Wonderwel overleefde een van hen de schietpartij, door zich voor dood te houden, doch haar vriendin overleed ter plekke aan haar verwondingen.

De zaak werd groot in de pers uitgemeten en de druk op de politie om snel met resultaten te komen was enorm. En resultaat kwam er. Op 29 december 1999 werden negen mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen de 2 en 10 jaar, de schutter is nooit gevonden, en bij het gerechtshof kregen twee verdachten er nog jaren bij. Ze werden veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf.

Zaak succesvol opgelost en gesloten zou je denken.

Maar nu – na twintig jaar vechten voor client – lijkt het tij te keren.

Direct na zijn arrestatie heeft client aangegeven niets met de moord te maken te hebben en nimmer bij betreffende villa te zijn geweest. Jarenlang houdt client vol dat hij door de politie onder druk is gezet en dat ze hem actief misleid hebben met allerlei valse informatie. Zo zouden medeverdachten over zijn rol verklaard hebben en was het derhalve raadzaam om maar over zijn kleinere rol een verklaring af te gaan leggen. Immers zou hij anders als de schutter aangewezen kunnen worden.

En zo werd hij overgehaald tot het doen afleggen van een “valse bekentenis”. Een van de bekentenissen die hebben bijgedragen tot het bewijs terwijl er in deze casus geen enkel technisch bewijs aanwezig is voor de aanwezigheid in de villa van client en/of zijn mededaders. Van geen van de negen verdachten is dna in de villa aangetroffen nog schoen- en of vingerafdrukken.

Verder verklaart de enige ooggetuige dat zij in de villa maar één overvaller gezien heeft.

Tot aan de Hoge Raad werd er niet geluisterd naar de verdediging, die op basis van videomateriaal van de verhoren trachtte aan te tonen dat er sprake was van ongeoorloofde druk.

​​​​​Ondanks het feit dat het OM in de cassatieprocedure erkende dat de politie niet conform de regels had gehandeld werd er niet gecasseerd en de uitspraken bleven in stand.

In cassatie werd aangevoerd dat bij de gehanteerde verhoormethoden het “pressie-verbod” was geschonden. Een van de voorbeelden van een dergelijke schending was dat de verhoorder tegen een van de verdachten zei dat:

als je niet de waarheid vertelt wordt je baard er af getrokken en zorgen we er voor zorgen dat je in de compositie tekening past.

De vertegenwoordiger van het OM, advocaat-generaal Jorg, schreef in zijn conclusie tijdens de cassatie procedure dat een dergelijke wijze van verhoren niet, zoals het Hof in haar arrest schreef ‘wellicht minder professioneel is’ maar dat de gehanteerde methode ‘ronduit onprofessioneel, ontoelaatbaar en onrechtmatig’ was.

Onprofessioneel, ontoelaatbaar en onrechtmatig, zo omschreef het Openbaar Ministerie de gehanteerde methodes in 2002. De bekentenissen zijn dus op een ontoelaatbare en daarmee onrechtmatige wijze tot stand gekomen. Nog nooit heb ik van de zijde van het OM zo’n keihard standpunt vernomen over hoe (door henzelf gehanteerd) bewijs tot stand is gekomen.

Als de Hoge Raad dan, op dit punt, een eensgezinde verdediging en Openbaar Ministerie tegenover zich heeft zou je denken dat daarmee de race gelopen is en de bekentenissen niet voor het bewijs mogen dienen. De zaak zou dan zondermeer gecasseerd dienen te worden, dunkt mij.

Groot was dan ook de verbazing toen ons hoogste rechtscollege oordeelde dat er ‘geen directe relatie is tussen deze ontoelaatbare verhoormethode en de verklaringen van verdachte O. die tot het bewijs zijn gebruikt’. Dus er was onvoldoende causaal verband aangetoond tussen de ontoelaatbare druk en de bekennende verklaring.

Een leek zou denken: wat een (juridische) waanzin.

Maar de professional weet dat je met het recht alle kanten op kunt. En zo is het in deze zaak ook gegaan. De veroordelingen bleven allen in stand.

En dan na vele jaren worden de 160 videobanden die van de verhoren nog bestaan op verzoek van de verdediging door justitie overhandigd aan de projectgroep “Gerede twijfel” die in 2014 het volgende concludeerde:

De meeste verhoren van de verdachten zijn op video opgenomen. Daardoor valt voor het eerst te zien hoe het kan gebeuren dat een onschuldige verdachte bekent en hoe de politie er vervolgens in slaagt om hem te laten vertellen wat er tijdens dat misdrijf is gebeurd. Hoe lukt het de politie om een onschuldige verdachte die helemaal niet weet wat er gebeurd is, toch hierover te laten verklaren? Wie de processen-verbaal van deze bekentenissen leest, krijgt de stellige indruk dat de belangrijkste verdachte in deze zaak beschikte over “daderkennis” : hij wist dingen die een onschuldige verdachte onmogelijk kon weten. Op de opnames van de verhoren is te zien hoe dit kon gebeuren: door hem steeds maar weer te laten gokken, door hem via suggesties in de goede richting te sturen, en een enkele keer ook door gewoon voorzeggen. Dankzij de opnames van de verhoren valt meer te zeggen over valse bekentenissen dan ooit eerder mogelijk is geweest.

Aldus het (wetenschappelijke) onderzoeksteam, dat ook een waarschuwing gaf voor de huidige rechtspraktijk. Zij constateerden immers dat alle processen-verbaal van verhoren samenvattingen zijn, opgesteld door de verhoorders en dat daarin te lezen valt wat er volgens hen gezegd zou zijn. De daaraan voorafgaande gesprekken en oeverloze verhoorsessies zijn vaak niet weergegeven of uitgewerkt, waardoor niet valt te controleren hoe de (belastende) verklaringen precies tot stand zijn gekomen.

Recht doen op basis van “samenvattingen” is dus een enorm risico in zaken waarbij er geen sprake is van aanvullend (ondersteunend) technisch bewijs, zoals nu wel blijkt uit de foute beslissingen die er in de Arnhemse villamoord tot in hoogste instantie zijn genomen.

Naar aanleiding van de harde en heldere conclusies van de onderzoeksgroep Gerede Twijfel is er door mij (en advocaten van medeverdachten) actie ondernomen en is bij de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad om nader onderzoek gevraagd, de eerste stap naar een definitieve herziening.

Het door de AG ingeschakelde adviesorgaan oordeelt nu eveneens vernietigend over de zaak en stelt dat de voor bewijs gehanteerde processen-verbaal van verhoor:

geen adequaat beeld geven van de afgelegde verklaringen en de wijze waarop die tot stand zijn gekomen.

Een voor de verdediging belangwekkend en bemoedigend advies dat de weg opent naar een volledige herziening van alle negen (9) strafzaken, waarmee het wel eens de grootste gerechtelijke dwaling in de Nederlandse geschiedenis kan gaan worden.

Strafrechtadvocaat Arthur van der Biezen is sinds 1999 bij de zaak betrokken.

​​​​