Boellaard in boek over Speedbootroof: ‘Frans schoot, we moesten die agenten op een afstand houden’

In het onlangs verschenen boek Wij Willen Gangster Worden van Heineken-ontvoerder Jan Boellaard staan – zoals Crimesite eerder berichtte – niet eerder prijsgegeven details over een serie grote overvallen in Amsterdam in de jaren zeventig. De groep van Boellaard, Frans Meijer en Cor van Hout werd daar wel van verdacht maar nooit voor vervolgd. Het gaat onder meer over de spectaculaire overval op een hoofdgirokantoor aan het Singel in Amsterdam.

(Beeld: Uitgeverij Just Publishers)

Historicus

Het boek is geschreven door Jan Boellaard’s jongere broer George, een afgestudeerd historicus en schilderijenrestaurateur. Hij was jarenlang gebrouilleerd met Jan. Wij Willen Gangster Worden geeft een interessant kijkje in de jeugdjaren (1966-1977) van Boellaard, Meijer en Van Hout, voordat zij in 1983 Nederlandse misdaadgeschiedenis schreven door samen met Willem Holleeder biermagnaat Freddy Heineken en zijn chauffeur Ad Doderer te ontvoeren. (tekst loopt verder na de reclame).

Sterke aanwijzingen

Jan Boellaard bekent in het boek enkele inmiddels verjaarde misdrijven, met name een reeks gewelddadige (bank)overvallen in de jaren zeventig. Hoewel de Amsterdamse recherche sterke aanwijzingen had dat de ‘bloedgabbers’ in de jaren voor de Heinekenontvoering betrokken waren geweest bij een woeste schietpartij en een aantal gewelddadige overvallen die nooit werden opgelost, werden ze alleen voor de ontvoering veroordeeld. In 1991 werden ze van verdere rechtsvervolging ontslagen.

Aan het mysterie van de overvallen veranderde al die jaren niets. Tot dit boek. Tijdens deze minutieus voorbereidde ‘Speedbootoverval’ werd op 2 april 1976 het hoofdgirokantoor in de hoofdstad beroofd. Buit: 630.000 gulden.

Enkele passages uit het boek over de ‘Speedbootroof’:

Ik keek op de stopwatch, het was tijd. Frans en Cor waren nog aan het graaien. Ik liet ze nog even doorgaan. Het personeel vluchtte nog uit de ramen naar de openbare weg. Na vijftien seconden gaf ik een salvo uit het Schmeisser machinegeweer en liep naar Frans en Cor toe en zei: ‘Verpiss dich!’ Ze sprongen over de balie heen en liepen naar de uitgang. Tegen Cor zei ik, toen hij naast me liep: ‘Pak de plunjezak mee.’ Cor pakte de plunjezak en droeg die naar de speedboot toe.

Op de stoepentrap van de hoofdgirokantoor gaf ik buiten een salvo uit het Schmeisser machinegeweer; we keken om ons heen. Op de brug, die de Raadhuisstraat over het Singel overspande, stond een politieauto met zwaailicht aan. De brug was volgestroomd met publiek, ze keken allemaal naar ons. Ik hoorde allemaal politiesirenes in de buurt. We liepen zo’n acht meter over de weg van het Singel en sprongen in de speedboot. We hadden getraind dat Cor het touw zou losmaken. Cor kreeg de muskatonhaak niet los. Ik pakte mijn vlijmscherpe zakmes uit mijn jaszak, opende dit en sneed het touw door. Het kostte ons zo’n vijftien seconden. Terzelfder tijd was Frans aan het schieten. We moesten die politieagenten op een afstand houden. De speedboot was los. De politiesirenes kwamen steeds dichterbij. Ik dacht bij mezelf: met een auto waren we hier nooit heelhuids weggekomen. Ik gaf vervolgens in de speedboot vol gas.

Enkele pagina’s verderop schrijft Jan Boellaard in zijn memoires:

We bestelden drie uitsmijters en aten die met veel smaak op; we hadden honger gekregen van de overval. Daarna wandelden we naar het strand en praatten over wat we hadden meegemaakt. Cor vertelde vol trots dat er een flink pak gebundeld geld uit de kluis was gekomen. Hij had zijn ogen uitgekeken toen hij ervoor stond, zei hij. Koelbloedig had hij de kluis leeggemaakt. Frans en ik waren zeer opgewekt. Met plezier liepen we zo langs de kustlijn. We waren in de wolken.