Hoe de miljoenenzaak voor het OM stuk ging (COLUMN)

Met de import en export van grote hoeveelheden hasj en hennep gedurende vele jaren, transporten vanuit Italië en Pakistan naar Engeland, zou volgens het Openbaar Ministerie maar liefst 37.000.000 euro zijn verdiend, door een groep van zeven verdachten.

Door Arthur van der Biezen

Lopende de processen zou de hoofdverdachte en vermeende leider van de groep zijn geliquideerd. De 6 verdachten werden op basis van het dossier door de rechtbank alsmede het gerechtshof veroordeeld tot gevangenisstraffen variërende van 15 maanden tot 6 jaar.

Op 11 november 2014, na de behandeling van de strafzaken in hoger beroep, werd door de officier de ontnemingsvordering bij de rechtbank aangebracht waarin de officier van de zes overgebleven verdachten bedragen vorderden tussen de 1,6 miljoen en de 7,8 miljoen. Enorme bedragen die door cliënt gedurende de rest van zijn leven nimmer op te hoesten zouden zijn. De gehele vordering werd echter gebaseerd op een schatting aangezien het OM géén idee had van de werkelijk ontvangen gelden. Tijdens meerdere zittingen werd dat door het OM ruiterlijk toegegeven. De berekeningen waren louter gebaseerd op de uitspraken van de rechtbank en het Hof waarin werd aangegeven wie welke rol vervuld zou hebben binnen de criminele organisatie. Een berekening die gebaseerd was op pure speculatie en niets met de werkelijk ontvangen gelden van doen had was het standpunt van de verdediging.

De rechtbank volgde het verweer van de verdediging en oordeelde op de zitting van 20 maart 2015 dat de officier van justitie ‘voorshands onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gevorderde bedragen het daadwerkelijk per deelnemer van de criminele organisatie verkregen voordeel benaderde’, en dat er dus een uitgebreide kasopstelling per verdachte
vervaardigd diende te worden. Met andere woorden de officier van justitie moest zijn huiswerk overdoen en aannemelijk maken wat de precieze uitgaven en ontvangsten waren van iedere verdachte gedurende de hem ten laste gelegde periode van vele jaren.

De rechtbank gaf tevens aan de officier van justitie de opdracht om periodiek te rapporteren omtrent de voortgang van het nieuwe onderzoek.

Na geruime tijd niets van de officier vernomen te hebben werd de zaak wederom aangebracht op de zitting van de rechtbank van 8 september 2017. Op deze zitting bleek het volgende.

Citaat rechtbank:
“ De rechtbank concludeert dat de officier van justitie lopende de ontnemingsprocedure de hoogte van de bedragen ter ontneming alsmede de grondslag daarvan meermalen aanzienlijk heeft gewijzigd, en thans slechts een voorlopig standpunt inneemt”.
“ Feitelijk heeft de officier na 10 oktober 2016 geen enkele onderzoeksactiviteit meer verricht en vervolgens ter zitting van 8 september 2017 meegedeeld dat hij geen uitgebreide kasopstelling zal opstellen en van de opdracht van de rechtbank de vermogenspositie van de veroordeelden te inventariseren”

Het oordeel van de rechtbank is vervolgens snoeihard en duidelijk:

Al met al concludeert de rechtbank het volgende. In de ongeveer drie jaar dat deze ontnemingsprocedure nu loopt, heeft de officier van justitie sterk wisselende standpunten ingenomen over de hoogte van de te ontnemen bedragen waarbij niet nader is onderbouwd waarom uiteindelijk, in strijd met eerder ingenomen standpunten , toch weer is gekozen voor een berekening van de te ontnemen bedragen op basis van de opgelegde gevangenisstraffen. Voorts heeft de officier van justitie niet de door de rechtbank gelaste periodieke verslagen verstrekt en heeft hij zich evenmin voldoende willen inspannen om de vermogenspositie van de
verdachten te inventariseren zoals de rechtbank had opgedragen.

Het eindoordeel:

Dit alles in onderlinge samenhang bezien brengt de rechtbank tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie door haar nalatige en diffuse handelwijze de beginselen van een behoorlijke procesorde dermate heeft geschonden dat dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Een zeer opmerkelijke uitspraak waarin met het OM de vloer wordt aangeveegd omdat ze simpelweg volstrekt nalatig is geweest en volgens de rechtbank gewoon haar werk niet adequaat heeft verricht. termen als “nalatig” en diffuse handelwijze” zie je zelden in een beslissing van een gerechtelijk college zeker in een tijd waarin de Hoge Raad alle mogelijke moeite neemt om ieder vormverzuim weg te redeneren en de verdediging het op juridisch gebied zo moeilijk (zo niet onmogelijk maakt) mogelijk maakt om op juridische punten haar gelijk te doen laten halen.

Deze rechtbank durfde in deze zaak echter wel de officier op een gepaste wijze te corrigeren. U zult begrijpen dat mijn cliënt de uitspraak met veel vreugde heeft omarmd. Nu afwachten of het OM in beroep durft te gaan….het zal mij benieuwen.

Arthur van der Biezen is strafadvocaat in Den Bosch.