OM in beroep tegen vrijspraak in moordzaak Patrick van Dillenburg

Het Openbaar Ministerie in Amsterdam gaat in hoger beroep tegen de vrijspraak van Ad K. (50) en Fred T. (60) in de moordzaak van Patrick van Dillenburg (38). Volgens de rechtbank mag de bekentenis (de zogenoemde Mr. Big-methode) die door één van de verdachten tegen undercoveragenten is gedaan niet worden gebruikt voor het bewijs. Het Openbaar Ministerie had 17 jaar cel geëist.

Undercovertraject

De vermissing van Patrick van Dillenburg die in 2002 spoorloos verdween, is in 2016 opgepakt als een coldcase. Daarbij werden verschillende opsporingsmiddelen ingezet, zoals telefoontaps en een undercovertraject, het zogenaamd Werken Onder Dekmantel-traject (WOD-traject), waarbij agenten een vertrouwensrelatie hebben opgebouwd met één van de verdachten.

Voldoende grond

Volgens het OM is deze vorm van misleiding in deze zaak gelegitimeerd en past de Mr Big-methode binnen de wettelijke normen en recente jurisprudentie. Ook de rechtbank oordeelt dat er op zich voldoende grond was om deze methode in te zetten.

Ripdeal

In een gesprek met een undercoveragent vertelde Ad K. destijds bij Halfweg ene ‘Patrick’ om het leven te hebben gebracht door hem ‘voor zijn kop te hebben geknald’. Hij zou dit samen hebben gedaan met medeverdachte Fred T. De aanleiding zou een ripdeal zijn. Ad K. is zelf met dit verhaal gekomen en heeft daar in latere ontmoetingen over uitgeweid.

In vrijheid afgelegd

Anders dan de rechtbank is het OM van oordeel dat de undercoveragenten geen ongeoorloofde druk op de verdachten hebben uitgevoerd. De verklaringen zijn in vrijheid afgelegd, vindt het OM. Er is door de undercoveragenten geen voorwaarde gesteld om te gaan verklaren, geen gesprek met ‘de grote baas’ in het vooruitzicht gesteld en evenmin ‘bergen met geld’ beloofd.

Te strikt

In haar vonnis stelt de rechtbank onder meer dat vanwege een beperkte verslaglegging onvoldoende kan worden beoordeeld of de verdachte beperkt is in zijn verklaringsvrijheid. Het OM vindt dat de rechtbank de in haar vonnis beschreven criteria van de Hoge Raad (HR) te strikt interpreteert. Daarnaast is het OM van oordeel dat de conclusie om het gehele WOD-traject uit te sluiten van het bewijs een onevenredig zware sanctie is, juist in het licht van het arrest van de HR.

Het OM meent dat voldaan is aan de eisen die in de wet en in de uitspraken van de Hoge Raad worden gesteld. Het OM gaat dan ook in hoger beroep tegen beide uitspraken van de rechtbank Amsterdam op 2 maart.