‘Politie-informant leverde onbetrouwbaar werk’

Donderdag hielden de advocaten van de drie verdachten in de Zaak-Sven Prins hun pleidooi. Tegen hun cliënten eiste het OM vorige week 25 jaar cel op verdenking van moord. Vooral het werk van politie-informant A3930, alias ‘Willem’ werd door de advocaten hevig bekritiseerd. 

Door Timo van der Eng

De verdachten zijn de Antillianen Xionel B., Jurandy T. en Sergio K. respectievelijk Chanel, Payo en De Lange. Het Openbaar Ministerie denkt dat ze de 30-jarige Sven Prins in september 2015 na een wilde achtervolging en wederzijds schieten hebben doodgeschoten in Heerlen. Bewijs ziet justitie vooral in het werk van een undercover agent die zich aan de drie Antillianen had voorgedaan als iemand die geïnteresseerd was in wapens. Zo raakte hij in contact met Payo, Chanel en De Lange.

Verschil

Luc Bien, de advocaat van Sergio K., had stevige kritiek op het werk van de politie-informant, die meerdere keren met de verdachten heeft gesproken. Een enkel gesprek tussen de informant en de verdachten is opgenomen. Bien constateerde dat er nogal een verschil zat tussen de uitwerking in proces verbaal van het gesprek door de informant en de letterlijk opgenomen tekst. Sterker nog, volgens de raadsman was er ontlastende informatie niet in het proces verbaal opgenomen, dat wel op de tape te horen was.

Onbetrouwbaar

Bien gaf nog een ander voorbeeld waaruit bleek dat volgens hem de verklaringen van de politie-informant niet zouden deugen. ‘Willem’ stelde dat hij op een regenachtige dag tijdens een ontmoeting met de verdachten tot op zijn onderbroek was nat geregend. Bien presenteerde historische weergegevens waaruit bleek dat het op de betreffende dag nagenoeg droog was geweest. Kortom, volgens de advocaat zijn de processen verbaal van de undercover agent onbetrouwbaar.

‘Doelredeneren’

Serge Weening, de advocaat van Jurandy T., alias Payo, verweet het Openbaar Ministerie doelredeneren: bewust naar een conclusie redeneren, met uitsluiting van andere argumenten. Dat gold dan met name voor de kwalificatie moord. Zo bracht Weening te berde dat Prins eerder al eens had geschoten op een van de verdachte (Xionel B.), die daarbij in zijn arm werd geraakt. Sindsdien beschikten B. en zijn vrienden zelf ook over wapens. Volgens de advocaat was er sprake van een toevallige ontmoeting op de avond van de schietpartij en kon er derhalve geen sprake zijn van moord. Hij zag hiervoor in het dossier verschillende aanwijzingen. Ook al omdat iedereen wist dat het groepje Antillianen een conflict had met Sven Prins. Dan zou het wel heel erg dom zijn geweest om een aanslag te beramen, omdat iedereen dan direct in de richting van het groepje zou wijzen, aldus Weening.

Alibi

Sergio K., die ontkent betrokken te zijn geweest bij de liquidatie van Prins, zou ook over een alibi beschikken. Op het moment van de schietpartij straalde zijn veelgebruikte telefoon een zendmast aan in de buurt van zijn woning. Volgens de vriendin van de verdachte was K. die avond thuis, omdat hij op hun kind moest passen.

Belgisch hitteam

Op 27 november hadden de drie advocaten de rechtbank nog gewraakt, omdat deze geen onderzoek toeliet naar een mogelijk Belgisch hitteam. Daarover was een uitgebreide verklaring van een vrouwelijke getuige binnen gekomen, inclusief namen van verdachten. Dat zou ook verklaren waarom de vluchtauto werd terug gevonden in het Belgische Houthalen. Maar de rechters vonden nader onderzoek naar dit spoor niet nodig. Het wrakingsverzoek van de drie raadsheren werden niet toegewezen. Zowel Bien als Weening verwees in zijn pleidooi naar dit scenario en verbaasden zich er over dat er verder geen onderzoek werd gedaan naar de mogelijke Belgische daders. De Belgen zijn nog wel gehoord, maar nadat ze ontkenden bij de liquidatie van Prins betrokken te zijn geweest, zijn ze niet meer in beeld geweest bij politie en justitie. De advocaten spraken van een tunnelvisie bij het OM.

Satudarah

Weening stipte nog een ander scenario aan dat niet is onderzocht: de mogelijke betrokkenheid van motorclub Satudarah bij de liquidatie. Hij vroeg zich af: wat zou er zijn gebeurd als een politie-informant op dat scenario zou zijn gezet?