Rechter in zaak Vidar: ‘Inzet criminele burgerinfiltrant is rechtmatig’ (UPDATE3)

De rechtbank Noord-Nederland vindt dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant in de drugszaak Vidar rechtmatig is. Het Openbaar Ministerie heeft hiervoor aan alle voorwaarden voldaan.

door Joost van der Wegen

Bewezen

Woensdag veroordeelde de rechtbank een groot aantal verdachten in de zaak. Daaraan ten grondslag lag de goedkeuring van de rechtbank van de inzet van een criminele burgerinfiltrant.

De rechtbank Noord-Nederland heeft 15 verdachten veroordeeld voor feiten die ‘verband houden’ met de uitvoer van forse hoeveelheden harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. Vijf verdachten zijn vrijgesproken.

De straffen die rechtbank heeft opgelegd variëren van 7 jaar gevangenisstraf tot 80 uur taakstraf.

Publiciteit

Het Openbaar Ministerie (OM) eiste in de zaak Vidar tot acht jaar gevangenisstraf tegen twintig verdachten van betrokkenheid bij internationale drugshandel. De zaak kreeg veel publiciteit, omdat de politie de criminele burgerinfiltrant inzette.

Volgens de officieren van Justitie was bewezen dat de verdachten een criminele organisatie vormden en onder meer 86 kilo amfetamine naar Finland smokkelden.

Vraag

De criminele burger, die in het onderzoek A-4110 is genoemd, benaderde begin 2018 de politie met het verhaal dat hij door het verdachte lid van de motorclub Red Devils in januari 2018 was benaderd met de vraag ‘of hij nog wel eens wat deed’ en of hij een buitenlandse afnemer van speed kon aandragen. Die contacten tussen A-4110 en de Red Devil vonden plaats voordat het onderzoek Vidar op 20 april 2018 van start ging.

Het was de bedoeling dat de criminele burger kort zou worden ingezet, vooral om undercoveragenten te introduceren, die vervolgens het stokje van hem over zouden nemen. Die strategie bleek niet te werken; verdachten wilden alleen in zee met het hun bekende en vertrouwde contact A4110.

 

Goedkeuring

De rechtbank heeft woensdag een motivatie gegeven voor de goedkeuring van het gebruik van de criminele burgerinfiltrant.

Ze legt het volgende uit, samengevat:

Voorwaarde is dat de criminele burgerinfiltrant streng wordt begeleid door zijn runners. De rechtbank vindt dat hier sprake van is in de zaak Vidar.

Ook ziet ze dat aan de voorwaarde gevolg is gegeven dat de politie op geen enkele andere manier kon infiltreren in het milieu van de motorclub.

Verder merkt ze op dat toestemming voor de inzet van de infiltrant door het College van PG’s te laat is aangevraagd, net als aan de minister door dit college. Maar dat vormverzuim ziet ze door de vingers.

De rechtbank vindt tenslotte dat de criminele burgerinfiltrant in deze zaak niet overmatig is ingezet als zogenaamde ‘groei-informant’, zoals dat gebeurde in de beruchte IRT-affaire, en dus niet uit de hand is gelopen. Toen werd het deze figuur toegegaan om grote partijen hasj het land in te smokkelen. De verdiensten mocht hij houden.

Dit leidde toen tot een grote crisis in de opsporing in Nederland. Met als gevolg een verbod op de inzet van deze infiltrant, en een nieuwe wet voor bijzonder opsporingsmethoden.

De inzet van de burgerinfiltrant door de politie is in 2000 weer onder voorwaarden goedgekeurd via een motie van Tweede Kamerlid Recourt. Justitie heeft er via een Aanwijzing in 2014 naar aanleiding daarvan pas weer toestemming voor gegeven.