Schijn tegen is nog geen bewijs (COLUMN)

In april 2021 werd in Amsterdam-Noord een bestelbus aangetroffen van een persoon die al enkele dagen vermist was. Nadat de bus voor nader technisch onderzoek naar de garage van de politie was gesleept, ontdekten de forensisch onderzoekers van de politie het levenloze lichaam van de vermiste man in de laadruimte van de bus.

Onderzoek wees uit dat de man als gevolg van meerdere schotwonden om het leven was gekomen. Een grootschalig strafrechtelijk onderzoek werd opgestart en daarbij bleek dat het slachtoffer reeds maanden voor zijn dood intensief werd geobserveerd. Deze langdurige observatie deed de politie vermoeden dat er sprake moest zijn van een goed geplande liquidatie in het criminele milieu.

Al snel kwam er een verdachte in beeld die niet betrokken was bij de intensieve observaties van het slachtoffer. De verdachte werd opgepakt en uitvoerig verhoord. Hij verklaarde dat er inderdaad door hem op meerdere tijdstippen verschillende voertuigen waren gehuurd en dat er daarnaast door hem peilbakens en telefoons waren aangeschaft, doch dat dat niet betekende dat hij enige betrokkenheid had met een moord.

Door hem waren de auto’s privé gebruikt en ook uitgeleend werden aan anderen. Nimmer heeft hij met de voertuigen iemand geobserveerd en nimmer zou hij een peilbaken onder andermans voertuig hebben geplaatst. Helder en duidelijk verklaarde hij tegenover de politie dat hij niet op de hoogte was van een plan om iemand te liquideren en dat hij zich niet met criminele zaken bezighield.

Hoewel de gehele combinatie van handelingen er verdacht uitzag en de officier van justitie van mening was dat de verdachte kennelijk leugenachtige verklaringen had afgelegd, oordeelde de rechtbank als volgt:

De rechtbank overweegt dat, al zou verdachte het slachtoffer hebben geobserveerd en met dat doel voertuigen hebben gehuurd, het dossier géén aanknopingspunten bevat voor de aanname dat alle observaties enkel tot doel hadden om het slachtoffer te doden en dat verdachte wist van het plan om het slachtoffer te liquideren.

Dit geldt volgens de rechtbank ook voor de aanschaf van bakens en mobiele telefoon die bij de observaties gebruikt zijn. Opzet gericht op het plegen van een moord kon dan ook niet bewezen worden volgens de rechtbank te Amsterdam. Ook opzet in voorwaardelijke zin (het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat er met en door zijn activiteiten een moord gepleegd zal gaan worden) achtte de rechtbank niet bewezen omdat niet uit het dossier kon volgen dat hij dat risico aanvaard had. De verdachte had verklaard géén idee te hebben wat er met de voertuigen zou gaan gebeuren.

Bij het huren van auto’s en het regelen van bakens kan je immers niet voetstoots aaanemen dat ‘het niet anders kan’ dan dat die handelingen zijn gericht op het uitvoeren van een moord. Vrijspraak volgde zodoende voor het medeplegen van moord.

Subsidiair had het OM zich op het standpunt gesteld dat als moord niet bewezen zou kunnen worden er dan toch zeker sprake was van het behulpzaam zijn bij (medeplichtigheid) of het bevorderen van het misdadige oogmerk gericht op het plegen van een moord door het verrichten van voorbereidingshandelingen gericht op die moord. Ook met die redenering maakte de rechtbank korte metten door te overwegen:

(…) bevat het dossier geen bewijs dat verdachte wist van een plan om [slachtoffer] te liquideren, of dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de huurauto’s, peilbakens, telefoons en simkaarten – voor zover hij daar al wetenschap van had – enige rol bij een levensdelict zouden spelen. Daarbij acht de rechtbank verder van belang dat huurauto’s, peilbakens en telefoons met simkaarten niet uitsluitend worden gebruikt voor het voorbereiden van een moord en op zichzelf niet zonder meer in relatie hoeven te staan met enig strafbaar feit.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank ook niet kan vaststellen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem gehuurde auto’s en de aanwezige peilbakens, telefoons en simkaarten zouden worden gebruikt bij de uitvoering van een moord.

Een opmerkelijke uitspraak, zeker gezien in het licht van andere strafzaken waarin rechtbanken gewoon veroordelen, omdat de schijn van betrokkenheid in hun ogen al snel (vaak té snel) voldoende is voor een veroordeling.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.