Karaktermoord op Demmink? Kijk naar de feiten (COLUMN)

Oud-VVD-politicus Geert Dales hield een pleidooi voor rehabilitatie van de voormalige baas van het departement van Veiligheid en Justitie, Joris Demmink. Volgens Dales is hij jarenlang ten onrechte zwartgemaakt.

Door Jacques van Huet, Bart Molenkamp, Jos Poelmann en Frans Douw

In diverse media is ook naar ons, oud-ambtenaren van het ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) de beschuldigende vinger opgestoken, als zouden wij een kritiekloze rol hebben gespeeld in een onterechte en eenzijdige hetze tegen onze oud secretaris-generaal. Wij zouden weerwoord willen geven, niet uit verdediging, maar omdat wij van meet af aan de zaken rond de heer Demmink nauwkeurig hebben gevolgd en ons gesterkt voelen door diverse onweerlegbare feiten. Van deze feiten is Geert Dales kennelijk niet op de hoogte. We zetten de meest sprekende feiten op een rij.

1. Het Algemeen Dagblad onthulde in oktober 2012 dat Demmink in de jaren tachtig contacten had met de beruchte criminele jongenspooier Dick Willard in Den Haag. Minister Opstelten verklaarde namens Demmink dat dit laster was. Demmink dagvaardde de krant en de journalist Koen Voskuil wegens smaad, maar haalde bakzeil. De rechtbank Rotterdam oordeelde in december 2014 dat het AD zorgvuldig onderzoek had gedaan, betrouwbare bronnen had en haar beschuldiging op feiten kon baseren.

2. Eveneens in 2014 werden drie oud-rechercheurs onder ede gehoord door de rechtbank in Utrecht. Zij waren eind jaren negentig betrokken geweest bij onderzoek naar misbruik van minderjarige jongens in Amsterdam in illegale bordelen. In deze zogenaamde Rolodex-affaire hebben deze voormalige politiefunctionarissen onder ede verklaard dat de heer Demmink destijds één van de heren was tegen wie verdenking bestond wegens misbruik van minderjarige jongens. Er was zelfs een observatieteam geformeerd om hem te volgen.

3. Oud hoofdofficier Hans Vrakking bevestigde deze feiten tegenover NRC Handelsblad op 22 maart 2014:

In het onderzoek naar betrokkenheid van hooggeplaatste magistraten bij seksfeestjes met minderjarigen in 1998 (Rolodex-onderzoek) is in tegenstelling tot beweringen van justitieministers wel degelijk ook topambtenaar Joris Demmink in beeld gekomen. Het onderzoek liep stuk één dag nadat de hoogste ambtenaar van het departement telefonisch bij het OM naar het onderzoek had geïnformeerd.

In het laatste strafrechtelijke onderzoek tegen de heer Demmink zegt het OM een ‘breed’ onderzoek te hebben gedaan. Inclusief een onderzoek naar voormelde feiten. Onze informatie wijst uit, dat hiervan niets in het strafdossier Demmink is terug te vinden. Met een slordig armgebaar heeft het OM deze feiten van tafel willen vegen. De heer Demmink verklaarde daar zelf over in diens verhoor bij de Rechtbank Amsterdam (in 2016):

Ach, ze gaven een overzicht van geruchten die de ronde deden. De vraag was of ik daarover nog iets wilde zeggen. Daar had ik geen behoefte aan.

Geert Dales kent deze feiten niet.

Hij reageert slechts op de beslissing van het Arnhemse gerechtshof om Demmink niet te vervolgen voor de verkrachting van minderjarige jongens in Turkije in 1996. Het Openbaar Ministerie moest in 2014 door het Arnhems gerechtshof worden gedwongen om hier onderzoek naar te doen. Ook als we alleen naar die zaak kijken, is er geen enkele grond voor het verwijt dat Dales maakt aan de media en aan de advocaat, Adèle van der Plas, die al in 2008 en 2010 namens de slachtoffers om vervolging had verzocht.

Het hof beval vervolging van Demmink op basis van meerdere Turkse getuigenverklaringen, van niet alleen de slachtoffers maar ook van een direct betrokken Turkse politieambtenaar en een Turkse politiechef en op basis van diverse Turkse documenten, waaronder een officiële sepotbeslissing van een Turkse officier van justitie die in deze zelfde verkrachtingszaak onderzoek had gedaan. Deze sepotbeslissing, op grond van verjaring van het delict in Turkije, werd ook door de Nederlandse justitie als authentiek erkend. Terecht hebben de media in 2014 aandacht aan deze feiten besteed.

In de sepotbeslissing van deze Turkse officier stond ook dat volgens het onderzoeks-dossier de verdachte (Demmink) op 20 juli 1996 Turkije was binnen gereisd en dat dit ook de periode was waarover de aangevers spraken, terwijl de heer Demmink ontkende sedert 1987 in Turkije te zijn geweest. Het Arnhemse gerechtshof eiste dat de Turkse documenten moesten worden onderzocht en de getuigen in Turkije verhoord.

Maar vrijwel direct daarna weigerde Turkije iedere rechtshulp aan de Nederlandse rechter-commissaris om deze onderzoeken daar uit te voeren, meerdere Nederlandse rechtshulpverzoeken en drie bezoeken van de Nederlandse rechter-commissaris aan Turkije ten spijt. Nederland was te laat. De beslissing om de vervolging dan maar te staken wekt dan ook geen verbazing.

Bij justitie was van meet af onwil om haar topambtenaar te vervolgen.

Badmeesters en voetbalcoaches worden na eerste aanwijzing van ontucht onmiddellijk opgepakt en door de mangel van justitie gewrongen. Een topambtenaar met zijn excellente netwerk lijkt echter jarenlang strafrechtelijke immuniteit te genieten. Alle internationale verdragen tegen kindermisbruik die de staat dwingen tot onmiddellijke actie ten spijt.

Het moge duidelijk zijn dat bovenstaande feiten voor ons voldoende aanleiding vormen om de zaak-Demmink kritisch te blijven volgen.

Stichting Restore Justice: Jacques van Huet, voormalig regionaal directeur gevangeniswezen. Bart Molenkamp, voormalig algemeen directeur Justitiële Inrichtingen Vught. Jos Poelmann, voormalig Voorzitter Raad van Bestuur Pompestichting Nijmegen. Frans Douw, voormalig algemeen directeur Penitentiaire Inrichtingen Noord-Holland Noord.

Zie ook:

Dagbladen weigerden opiniestuk over Demmink